Dutch
Detailed Translations for beier from Dutch to Spanish
beieren:
Conjugations for beieren:
o.t.t.
- beier
- beiert
- beiert
- beieren
- beieren
- beieren
o.v.t.
- beierde
- beierde
- beierde
- beierden
- beierden
- beierden
v.t.t.
- heb gebeierd
- hebt gebeierd
- heeft gebeierd
- hebben gebeierd
- hebben gebeierd
- hebben gebeierd
v.v.t.
- had gebeierd
- had gebeierd
- had gebeierd
- hadden gebeierd
- hadden gebeierd
- hadden gebeierd
o.t.t.t.
- zal beieren
- zult beieren
- zal beieren
- zullen beieren
- zullen beieren
- zullen beieren
o.v.t.t.
- zou beieren
- zou beieren
- zou beieren
- zouden beieren
- zouden beieren
- zouden beieren
diversen
- beier!
- beiert!
- gebeierd
- beierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for beieren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
sonar | beieren; luiden | bellen; doorklinken; echoën; galmen; geluid maken; klank voortbrengen; kletteren; klingelen; klinken; luiden; met krachtige stem zingen; naklinken; overgaan; rammelen; rinkelen; schallen; tingelen; tinkelen; weerklinken; weerschallen |
Wiktionary Translations for beieren:
External Machine Translations: