Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- beschadigd:
-
beschadigen:
- dañar; meter; destruir; estropear; astillar; reventar; perjudicar; destrozar; hacer daño; clavar; deshacer; romperse; hacer pedazos; lastimar; aplastar; machacar; estrellar; aniquilar; triturar; debilitar; estropearse; deteriorar; estrellarse; lesionar; quebrarse; causar perjuicio; dar un mate; abastecerse de; pegar hasta romper; hacerse pedazos; hacerse añicos; maltratar; hacer daño a
- dañar; herir
-
Wiktionary:
- beschadigen → deteriorar, averiar, dañar, desmejorar, echar a perder, estropear, estropearse, perjudicar
- beschadigen → dañar, deteriorar, empeorar, descomponer, perjudicar, arruinar, estropear, echar a perder
Dutch
Detailed Translations for beschadigd from Dutch to Spanish
beschadigd:
Translation Matrix for beschadigd:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
dañado | beschadigd; gebarsten; kapot; stuk | aangeslagen; gehavend; gescheurd; geschonden; gewond; mottig; verscheurd |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
a pedazos | beschadigd; gebarsten; kapot; stuk | aan stukken; gebroken; geruineerd; gescheurd; kapot; naar de knoppen; stuk; verbrijzeld; verscheurd |
averiado | beschadigd; gebarsten; kapot; stuk | bankroet; buiten gebruik; defect; failliet; geruineerd; mottig; onklaar; stuk |
beschadigen:
-
beschadigen (aantasten; bederven; aanvreten)
dañar; meter; destruir; estropear; astillar; reventar; perjudicar; destrozar; hacer daño; clavar; deshacer; romperse; hacer pedazos; lastimar; aplastar; machacar; estrellar; aniquilar; triturar; debilitar; estropearse; deteriorar; estrellarse; lesionar; quebrarse; causar perjuicio; dar un mate; abastecerse de; pegar hasta romper; hacerse pedazos; hacerse añicos-
dañar verb
-
meter verb
-
destruir verb
-
estropear verb
-
astillar verb
-
reventar verb
-
perjudicar verb
-
destrozar verb
-
hacer daño verb
-
clavar verb
-
deshacer verb
-
romperse verb
-
hacer pedazos verb
-
lastimar verb
-
aplastar verb
-
machacar verb
-
estrellar verb
-
aniquilar verb
-
triturar verb
-
debilitar verb
-
estropearse verb
-
deteriorar verb
-
estrellarse verb
-
lesionar verb
-
quebrarse verb
-
causar perjuicio verb
-
dar un mate verb
-
abastecerse de verb
-
pegar hasta romper verb
-
hacerse pedazos verb
-
hacerse añicos verb
-
-
beschadigen (schaden)
dañar; lastimar; maltratar; causar perjuicio; hacer daño a-
dañar verb
-
lastimar verb
-
maltratar verb
-
causar perjuicio verb
-
hacer daño a verb
-
Conjugations for beschadigen:
o.t.t.
- beschadig
- beschadigt
- beschadigt
- beschadigen
- beschadigen
- beschadigen
o.v.t.
- beschadigde
- beschadigde
- beschadigde
- beschadigden
- beschadigden
- beschadigden
v.t.t.
- heb beschadigd
- hebt beschadigd
- heeft beschadigd
- hebben beschadigd
- hebben beschadigd
- hebben beschadigd
v.v.t.
- had beschadigd
- had beschadigd
- had beschadigd
- hadden beschadigd
- hadden beschadigd
- hadden beschadigd
o.t.t.t.
- zal beschadigen
- zult beschadigen
- zal beschadigen
- zullen beschadigen
- zullen beschadigen
- zullen beschadigen
o.v.t.t.
- zou beschadigen
- zou beschadigen
- zou beschadigen
- zouden beschadigen
- zouden beschadigen
- zouden beschadigen
diversen
- beschadig!
- beschadigt!
- beschadigd
- beschadigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
beschadigen (kwetsen)
-
beschadigen
Translation Matrix for beschadigen:
Antonyms for "beschadigen":
Related Definitions for "beschadigen":
Wiktionary Translations for beschadigen:
beschadigen
Cross Translation:
verb
-
het toebrengen van schade
- beschadigen → deteriorar; averiar; dañar; desmejorar; echar a perder; estropear; estropearse; perjudicar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• beschadigen | → dañar | ↔ damage — to make something less intact or even destroy it; to harm or cause destruction |
• beschadigen | → dañar | ↔ harm — cause damage |
• beschadigen | → deteriorar; empeorar; descomponer | ↔ impair — have a diminishing effect on |
• beschadigen | → perjudicar; dañar | ↔ mar — to spoil, to damage |
• beschadigen | → arruinar; estropear | ↔ ramponieren — stark beschädigen |
• beschadigen | → estropear; echar a perder | ↔ détériorer — mettre en mauvais état. |