Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- bezet:
- bezetten:
-
Wiktionary:
- bezet → ocupado
- bezet → comunicado, ocupado, reservado
- bezetten → ocupar
- bezetten → desempeñar, ocupar, habitar, atender
-
User Contributed Translations for bezet:
- ocupada
Dutch
Detailed Translations for bezet from Dutch to Spanish
bezet:
Translation Matrix for bezet:
Related Definitions for "bezet":
Wiktionary Translations for bezet:
bezet
Cross Translation:
adjective
-
gedomineerd door de aanwezigheid van...
- bezet → ocupado
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bezet | → comunicado; ocupado | ↔ engaged — already involved in a telephone call |
• bezet | → reservado | ↔ occupied — reserved |
• bezet | → ocupado | ↔ occupied — busy |
• bezet | → ocupado | ↔ occupied — militarily subjugated |
bezetten:
-
bezetten (ontoegankelijk maken)
Conjugations for bezetten:
o.t.t.
- bezet
- bezet
- bezet
- bezetten
- bezetten
- bezetten
o.v.t.
- bezette
- bezette
- bezette
- bezetten
- bezetten
- bezetten
v.t.t.
- heb bezet
- hebt bezet
- heeft bezet
- hebben bezet
- hebben bezet
- hebben bezet
v.v.t.
- had bezet
- had bezet
- had bezet
- hadden bezet
- hadden bezet
- hadden bezet
o.t.t.t.
- zal bezetten
- zult bezetten
- zal bezetten
- zullen bezetten
- zullen bezetten
- zullen bezetten
o.v.t.t.
- zou bezetten
- zou bezetten
- zou bezetten
- zouden bezetten
- zouden bezetten
- zouden bezetten
diversen
- bezet!
- bezet!
- bezet
- bezettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bezetten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
hacer inaccesible | bezetten; ontoegankelijk maken | |
- | innemen |