Dutch
Detailed Translations for brandmerk from Dutch to Spanish
brandmerk:
-
het brandmerk
Translation Matrix for brandmerk:
Noun | Related Translations | Other Translations |
estigma | brandmerk | brandteken; keur; lakstempel; lakzegel; stigma; waarborg; wondteken van Christus |
hierro | brandmerk | Ferro; ijzer; stigma; voorbeeld; wondteken van Christus |
marca | brandmerk | beeldmerk; eigenschap; einde; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; handelsmerk; herkenningsteken; kenmerk; kenteken; keurmerk; keurstempel; label; logo; markering; meet; merk; merknaam; merkteken; onderscheidingsteken; ontvangstbewijs; record; reçu; smet; stigma; vlag; vlek; wondteken van Christus |
Related Words for "brandmerk":
brandmerken:
-
brandmerken (branden; markeren; inbranden; van stigma's voorzien)
estigmatizar-
estigmatizar verb
-
Conjugations for brandmerken:
o.t.t.
- brandmerk
- brandmerkt
- brandmerkt
- brandmerken
- brandmerken
- brandmerken
o.v.t.
- brandmerkte
- brandmerkte
- brandmerkte
- brandmerkten
- brandmerkten
- brandmerkten
v.t.t.
- heb gebrandmerkt
- hebt gebrandmerkt
- heeft gebrandmerkt
- hebben gebrandmerkt
- hebben gebrandmerkt
- hebben gebrandmerkt
v.v.t.
- had gebrandmerkt
- had gebrandmerkt
- had gebrandmerkt
- hadden gebrandmerkt
- hadden gebrandmerkt
- hadden gebrandmerkt
o.t.t.t.
- zal brandmerken
- zult brandmerken
- zal brandmerken
- zullen brandmerken
- zullen brandmerken
- zullen brandmerken
o.v.t.t.
- zou brandmerken
- zou brandmerken
- zou brandmerken
- zouden brandmerken
- zouden brandmerken
- zouden brandmerken
en verder
- ben gebrandmerkt
- bent gebrandmerkt
- is gebrandmerkt
- zijn gebrandmerkt
- zijn gebrandmerkt
- zijn gebrandmerkt
diversen
- brandmerk!
- brandmerkt!
- gebrandmerkt
- brandmerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for brandmerken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
estigmatizar | branden; brandmerken; inbranden; markeren; van stigma's voorzien | schandmerken; stigmatiseren |