Dutch
Detailed Translations for chicaneren from Dutch to Spanish
chicaneren:
-
chicaneren (kleinzielig gedragen)
Conjugations for chicaneren:
o.t.t.
- chicaneer
- chicaneert
- chicaneert
- chicaneren
- chicaneren
- chicaneren
o.v.t.
- chicaneerde
- chicaneerde
- chicaneerde
- chicaneerden
- chicaneerden
- chicaneerden
v.t.t.
- heb gechicaneerd
- hebt gechicaneerd
- heeft gechicaneerd
- hebben gechicaneerd
- hebben gechicaneerd
- hebben gechicaneerd
v.v.t.
- had gechicaneerd
- had gechicaneerd
- had gechicaneerd
- hadden gechicaneerd
- hadden gechicaneerd
- hadden gechicaneerd
o.t.t.t.
- zal chicaneren
- zult chicaneren
- zal chicaneren
- zullen chicaneren
- zullen chicaneren
- zullen chicaneren
o.v.t.t.
- zou chicaneren
- zou chicaneren
- zou chicaneren
- zouden chicaneren
- zouden chicaneren
- zouden chicaneren
diversen
- chicaneer!
- chicaneert!
- gechicaneerd
- chicanerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for chicaneren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
comportarse de forma mezquina | chicaneren; kleinzielig gedragen | harrewarren |