Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. coderen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for codeer from Dutch to Spanish

coderen:

coderen verb (codeer, codeert, codeerde, codeerden, gecodeerd)

  1. coderen
  2. coderen

Conjugations for coderen:

o.t.t.
  1. codeer
  2. codeert
  3. codeert
  4. coderen
  5. coderen
  6. coderen
o.v.t.
  1. codeerde
  2. codeerde
  3. codeerde
  4. codeerden
  5. codeerden
  6. codeerden
v.t.t.
  1. heb gecodeerd
  2. hebt gecodeerd
  3. heeft gecodeerd
  4. hebben gecodeerd
  5. hebben gecodeerd
  6. hebben gecodeerd
v.v.t.
  1. had gecodeerd
  2. had gecodeerd
  3. had gecodeerd
  4. hadden gecodeerd
  5. hadden gecodeerd
  6. hadden gecodeerd
o.t.t.t.
  1. zal coderen
  2. zult coderen
  3. zal coderen
  4. zullen coderen
  5. zullen coderen
  6. zullen coderen
o.v.t.t.
  1. zou coderen
  2. zou coderen
  3. zou coderen
  4. zouden coderen
  5. zouden coderen
  6. zouden coderen
en verder
  1. is gecodeerd
  2. zijn gecodeerd
diversen
  1. codeer!
  2. codeert!
  3. gecodeerd
  4. coderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

coderen [znw.] noun

  1. coderen (codering)
    el código; la clave; la cifra; la clave secreta

Translation Matrix for coderen:

NounRelated TranslationsOther Translations
cifra coderen; codering aantal; cijfer; getal; hoeveelheid; kwantiteit; rangnummer
clave coderen; codering klavier; piano; pointe; sleutel; tool
clave secreta coderen; codering code; geheimschrift
código coderen; codering code; geheimschrift; kencijfer; kengetal; wetboek
VerbRelated TranslationsOther Translations
codificar coderen
poner en clave coderen
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
clave sleutel; toets

Wiktionary Translations for coderen:

coderen
verb
  1. in een code brengen

Cross Translation:
FromToVia
coderen codificar code — cryptography: to encode
coderen codificar encode — to convert source information into another form
coderen cifrar encrypt — to conceal information by means of a code or cipher