Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. coifferen:


Dutch

Detailed Translations for coifferen from Dutch to Spanish

coifferen:

coifferen verb

  1. coifferen (knippen; kappen)

Translation Matrix for coifferen:

NounRelated TranslationsOther Translations
cortar afhakken; afhouwen; afknippen; afsnijden; kappen; omhakken; vellen
VerbRelated TranslationsOther Translations
cortar coifferen; kappen; knippen afbreken; afhakken; afhouwen; afkappen; afknippen; afknotten; afsluiten; afsnijden; bijknippen; concluderen; couperen; creneleren; dichtdoen; doen ophouden; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doorknippen; doormidden hakken; doorsnijden; een beetje knippen; een gevolgtrekking maken; fijnhakken; grootspreken; hakken; in stukken hakken; in tweeën houwen; insnijden; kleinhakken; kleinmaken; klieven; kloven; knippen; kort knippen; kort maken; korten; lossnijden; omhouwen; onderbreken; opensnijden; opmaken uit; opscheppen; opsnijden; scheiden; snijden; snoeven; splitsen; uit elkaar halen; uiteenhalen; uitknippen; wegknippen; wegsnijden; wegsnoeien
cortarse coifferen; kappen; knippen blijven steken; haperen; op hetzelfde niveau blijven; ophouden; opspringen; springen; stagneren; stokken; temporiseren; vastlopen; vertragen
punzar coifferen; kappen; knippen priemen
recortar coifferen; kappen; knippen achteruitgaan; afnemen; beknotten; beperken; bijknippen; bijsnijden; bomen kappen; declineren; een beetje knippen; hakken; houwen; inperken; kappen; kleiner maken; knippen; minder worden; minimaliseren; omhakken; uitknippen; vellen; verkleinen; wegsnijden
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
cortar knippen