Dutch
Detailed Translations for dampend from Dutch to Spanish
dampend form of dampen:
-
dampen (verdampen; rook afgeven)
-
dampen (uitwasemen; stomen; wasemen)
-
dampen (tabak roken)
Conjugations for dampen:
o.t.t.
- damp
- dampt
- dampt
- dampen
- dampen
- dampen
o.v.t.
- dampte
- dampte
- dampte
- dampten
- dampten
- dampten
v.t.t.
- heb gedampt
- hebt gedampt
- heeft gedampt
- hebben gedampt
- hebben gedampt
- hebben gedampt
v.v.t.
- had gedampt
- had gedampt
- had gedampt
- hadden gedampt
- hadden gedampt
- hadden gedampt
o.t.t.t.
- zal dampen
- zult dampen
- zal dampen
- zullen dampen
- zullen dampen
- zullen dampen
o.v.t.t.
- zou dampen
- zou dampen
- zou dampen
- zouden dampen
- zouden dampen
- zouden dampen
diversen
- damp!
- dampt!
- gedampt
- dampend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for dampen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
vapóres | dampen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
emanar | dampen; rook afgeven; verdampen | transpireren; zweten |
exhalar | dampen; rook afgeven; stomen; uitwasemen; verdampen; wasemen | roken; transpireren; walm afgeven; walmen; zweten |
fumar | dampen; tabak roken | oproken; roken |
humear | dampen; rook afgeven; verdampen | roken; transpireren; walm afgeven; walmen; zweten |
vahear | dampen; rook afgeven; verdampen | roken; transpireren; walm afgeven; walmen; zweten |