Dutch

Detailed Translations for ervandoor gaan from Dutch to Spanish

ervandoor gaan:

ervandoor gaan verb (ga ervandoor, gaat ervandoor, ging ervandoor, gingen ervandoor, ervandoor gegaan)

  1. ervandoor gaan (zich uit de voeten maken; de plaat poetsen; hem smeren)

Conjugations for ervandoor gaan:

o.t.t.
  1. ga ervandoor
  2. gaat ervandoor
  3. gaat ervandoor
  4. gaan ervandoor
  5. gaan ervandoor
  6. gaan ervandoor
o.v.t.
  1. ging ervandoor
  2. ging ervandoor
  3. ging ervandoor
  4. gingen ervandoor
  5. gingen ervandoor
  6. gingen ervandoor
v.t.t.
  1. ben ervandoor gegaan
  2. bent ervandoor gegaan
  3. is ervandoor gegaan
  4. zijn ervandoor gegaan
  5. zijn ervandoor gegaan
  6. zijn ervandoor gegaan
v.v.t.
  1. was ervandoor gegaan
  2. was ervandoor gegaan
  3. was ervandoor gegaan
  4. waren ervandoor gegaan
  5. waren ervandoor gegaan
  6. waren ervandoor gegaan
o.t.t.t.
  1. zal ervandoor gaan
  2. zult ervandoor gaan
  3. zal ervandoor gaan
  4. zullen ervandoor gaan
  5. zullen ervandoor gaan
  6. zullen ervandoor gaan
o.v.t.t.
  1. zou ervandoor gaan
  2. zou ervandoor gaan
  3. zou ervandoor gaan
  4. zouden ervandoor gaan
  5. zouden ervandoor gaan
  6. zouden ervandoor gaan
diversen
  1. ga ervandoor!
  2. gaat ervandoor!
  3. ervandoor gegaan
  4. ervandoor gaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ervandoor gaan:

NounRelated TranslationsOther Translations
despedirse a la francesa noorderzon
largarse inrukken; ophoepelen
marcharse opbreken
salir heengaan; vertrekken; weggaan
VerbRelated TranslationsOther Translations
coger las de Villadiego de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; zich uit de voeten maken er tussenuit knijpen; er vandoor gaan
despedirse a la francesa de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; zich uit de voeten maken
escaparse de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; zich uit de voeten maken floepen; glippen; in ontvangst nemen; krijgen; losbreken; loskomen; ontslagen worden; ontsnappen; ontvangen; op vrije voeten gesteld worden; opstrijken; uitwijken voor iets; vrijkomen; wegglippen; zich bevrijden; zich met geweld losbreken
evadirse de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; zich uit de voeten maken loskomen; ontslagen worden; op vrije voeten gesteld worden; uitwijken voor iets; vrijkomen
fugarse de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; zich uit de voeten maken deserteren; het leger ontvluchten
huirse de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; zich uit de voeten maken
irse de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; zich uit de voeten maken afreizen; gaan; heengaan; opbreken; opstappen; smeren; verdwijnen; verlaten; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken; zich verwijderen
irse pitando de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; zich uit de voeten maken
largarse de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; zich uit de voeten maken afreizen; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; gaan; heengaan; inrukken; met de noorderzon vertrekken; naar de vijand overlopen; opbreken; opdonderen; opflikkeren; ophoepelen; opkrassen; oplazeren; oprotten; opstappen; verdwijnen; verlaten; vertrekken; weggaan; wegreizen; wegscheren; wegtrekken; zich wegscheren
marcharse de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; zich uit de voeten maken aanbinden; aanknopen; afreizen; beginnen; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; gaan; heengaan; lopend weggaan; met de noorderzon vertrekken; opbreken; opstappen; smeren; verdwijnen; verlaten; vertrekken; verwijderen; weggaan; weglopen; wegreizen; wegtrekken
salir de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; zich uit de voeten maken afhaken; afreizen; afsluiten; afvallen; afzeggen; afzien van; belanden; bewaarheid worden; blijken; conveniëren; de hort op gaan; deugen; eruit gaan; eruitgaan; eruitstappen; extraheren; gaan; geraken; geschikt zijn; heengaan; loskomen; loskrijgen; losmaken; lostornen; naar de vijand overlopen; ontglippen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen aan; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; opbreken; opgeven; ophouden; opstappen; passen; passend zijn; reizen; rondreizen; smeren; stappen; stoppen; terechtkomen; tornen; trekken; uitgaan; uithalen; uitkomen; uitrijden; uitstappen; uittrekken; verdwijnen; verlaten; vertrekken; verwijderen; verzeilen; vluchten; vooraan staan; vooruitspringen; vooruitsteken; vrijkomen; weggaan; wegkomen; weglopen; wegreizen; wegrennen; wegtrekken; zich vrijmaken; zwerven
tomar las de Villadiego de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; zich uit de voeten maken er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; met de noorderzon vertrekken
OtherRelated TranslationsOther Translations
salir uitkomen; uitstromen

Related Translations for ervandoor gaan