Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. examen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for examen from Dutch to Spanish

examen:

examen [het ~] noun

  1. het examen (eindexamen)
    el examen; el examen de fin de estudios; el examen final; la prueba; el examen parcial; el ensayo

Translation Matrix for examen:

NounRelated TranslationsOther Translations
ensayo eindexamen; examen essay; herhaalde oefening; herhaling; probeersel; proef; repetitie; verhandeling
examen eindexamen; examen bestudering; exploratie; inspectie; kennisneming; keuring; navorsing; ondervraging; onderzoek; overhoring; proefwerk; repetitie; scan; schoolexamen; tentamen; test; toets; universitair examen
examen de fin de estudios eindexamen; examen
examen final eindexamen; examen
examen parcial eindexamen; examen tentamen; universitair examen
prueba eindexamen; examen acte; akte; argumentering; auditie; bewijs; bewijsstuk; bewijsvoering; blijk; computertoets; experiment; probeersel; proef; proefdruk; proefneming; teken; test; toets

Related Words for "examen":

  • examens, examentje, examentjes

Related Definitions for "examen":

  1. proef waarbij je moet laten zien wat je kunt of weet1
    • aan het eind van het schooljaar is er een examen1

Wiktionary Translations for examen:


Cross Translation:
FromToVia
examen examen; examinación examination — formal test
examen examen; test test — academics: examination
examen examen; test test — Examen

Related Translations for examen