Summary


Dutch

Detailed Translations for galmden from Dutch to Spanish

galmen:

Conjugations for galmen:

o.t.t.
  1. galm
  2. galmt
  3. galmt
  4. galmen
  5. galmen
  6. galmen
o.v.t.
  1. galmde
  2. galmde
  3. galmde
  4. galmden
  5. galmden
  6. galmden
v.t.t.
  1. heb gegalmd
  2. hebt gegalmd
  3. heeft gegalmd
  4. hebben gegalmd
  5. hebben gegalmd
  6. hebben gegalmd
v.v.t.
  1. had gegalmd
  2. had gegalmd
  3. had gegalmd
  4. hadden gegalmd
  5. hadden gegalmd
  6. hadden gegalmd
o.t.t.t.
  1. zal galmen
  2. zult galmen
  3. zal galmen
  4. zullen galmen
  5. zullen galmen
  6. zullen galmen
o.v.t.t.
  1. zou galmen
  2. zou galmen
  3. zou galmen
  4. zouden galmen
  5. zouden galmen
  6. zouden galmen
diversen
  1. galm!
  2. galmt!
  3. gegalmd
  4. galmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for galmen:

NounRelated TranslationsOther Translations
reflejar weerschijnen; weerspiegelen
resonar daveren; denderen; dreunen
retumbar daveren; denderen; dreunen
VerbRelated TranslationsOther Translations
hacer eco echoën; galmen; naklinken; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen echoën; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen
reflejar echoën; galmen; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen afspiegelen; afwegen; belichten; beschouwen; beschrijven; echoën; met licht beschijnen; overdenken; overwegen; overzetten; reflecteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; translateren; vertalen; vertolken; weergeven; weerkaatsen; weerschijnen; weerspiegelen
repercutir echoën; galmen; naklinken; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen de trom roeren; echoën; herhalen; nabouwen; napraten; nawerken; nawerken van geneesmiddelen; nazeggen; reflecteren; roffelen; schallen; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; terugwerken; terugwerkende kracht hebben; trommelen; weerkaatsen; weerschallen
resonar echoën; galmen; met krachtige stem zingen; naklinken; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen daveren; de bal terugkaatsen; denderen; dreunen; druisen; druist in tegen; echoën; herhalen; inklinken; met gelijke munt terugbetalen; nabouwen; napraten; nazeggen; schallen; vergelden; weerschallen
retumbar echoën; galmen; met krachtige stem zingen; naklinken; weerklinken daveren; de bal terugkaatsen; denderen; dreunen; met gelijke munt terugbetalen; sakkeren; vergelden
sonar echoën; galmen; met krachtige stem zingen; naklinken; weerklinken beieren; bellen; doorklinken; geluid maken; klank voortbrengen; kletteren; klingelen; klinken; luiden; overgaan; rammelen; rinkelen; schallen; tingelen; tinkelen; weerschallen
tronar echoën; galmen; met krachtige stem zingen; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen blaffen; brullen; bulderen; daveren; foeteren; knallen; kwakken; neerkwakken; schreeuwen; smakken; vloeken

Related Words for "galmen":


Wiktionary Translations for galmen:


Cross Translation:
FromToVia
galmen sonar; llamar; tocar la campanilla; tocar sonnerrendre un son.
galmen tintinar; tintinear tinterfaire sonner lentement une cloche, en sorte que le battant ne frapper que d’un côté.

External Machine Translations: