Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. garen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for garens from Dutch to Spanish

garen:

garen [het ~] noun

  1. het garen (rijgsnoer; draad)
    el hilo; la fibra; la cuerda; el cordón; la hebra; el cordoncillo; el nervio
  2. het garen (draad; hechtdraad)
    el hilo; la cuerda
  3. het garen
    el hilo; la hebra

Translation Matrix for garen:

NounRelated TranslationsOther Translations
cordoncillo draad; garen; rijgsnoer
cordón draad; garen; rijgsnoer afzetlint; boordsel; galon; kordon; lint; omzoming; oplegsel; passement; politielint; schoenveter; veter
cuerda draad; garen; hechtdraad; rijgsnoer gezichtsrimpel; koord; koordje; rimpel; snaar; touw; touwtje; trekkoord
fibra draad; garen; rijgsnoer elektrische geleiding; fiber; geleiding; lichaamsvezel; vezel; vezeldraad; vezeltje; vulcaniet
hebra draad; garen; rijgsnoer lichaamsvezel; vezel
hilo draad; garen; hechtdraad; rijgsnoer elektriciteitsdraad; flikdraad; lichaamsvezel; rijgdraad; snoer; snoertje; stopwol; verstelgaren; vezel
nervio draad; garen; rijgsnoer ader; doping; elektrische geleiding; geleiding; nerf; pep; pepmiddel; zenuw

Related Words for "garen":

  • garens

Wiktionary Translations for garen:


Cross Translation:
FromToVia
garen hilo thread — long, thin and flexible form of material
garen hilo; hilado yarn — fiber strand for knitting or weaving