Dutch
Detailed Translations for gas geven from Dutch to Spanish
gas geven:
-
gas geven (optrekken van auto; accelereren)
Conjugations for gas geven:
o.t.t.
- geef gas
- geeft gas
- geeft gas
- geven gas
- geven gas
- geven gas
o.v.t.
- gaf gas
- gaf gas
- gaf gas
- gaven gas
- gaven gas
- gaven gas
v.t.t.
- heb gas gegeven
- hebt gas gegeven
- heeft gas gegeven
- hebben gas gegeven
- hebben gas gegeven
- hebben gas gegeven
v.v.t.
- had gas gegeven
- had gas gegeven
- had gas gegeven
- hadden gas gegeven
- hadden gas gegeven
- hadden gas gegeven
o.t.t.t.
- zal gas geven
- zult gas geven
- zal gas geven
- zullen gas geven
- zullen gas geven
- zullen gas geven
o.v.t.t.
- zou gas geven
- zou gas geven
- zou gas geven
- zouden gas geven
- zouden gas geven
- zouden gas geven
diversen
- geef gas!
- geeft gas!
- gas gegeven
- gas gevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for gas geven:
Verb | Related Translations | Other Translations |
acelerar | accelereren; gas geven; optrekken van auto | aanzetten; hardlopen; opzwepen; rennen; spurten; sterk prikkelen |
apresurar | accelereren; gas geven; optrekken van auto | aanblazen; aanjagen; aanpoten; aansporen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; motiveren; opdrijven; opfokken; ophitsen; opjagen; opjutten; oppoken; opruien; opschieten; opstoken; overhaasten; poken; porren; reppen; snellen; spoeden; stoken; stressen; tot spoed aanzetten; vliegen; voortjagen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden |
levantar de automóvil | accelereren; gas geven; optrekken van auto |