Dutch
Detailed Translations for gebazel from Dutch to Spanish
gebazel:
-
het gebazel (geleuter; gelul; gezwam; gewauwel; gezwets; leuterpraat; geklets)
-
het gebazel (wartaal; gekkenpraat; mallepraat)
Translation Matrix for gebazel:
Noun | Related Translations | Other Translations |
charlatanería | gebazel; geklets; geleuter; gelul; gewauwel; gezwam; gezwets; leuterpraat | |
desvaríos | gebazel; gekkenpraat; mallepraat; wartaal | achterlijkheid; idioterie; krankzinnigheid; waanzin |
incoherencias | gebazel; gekkenpraat; mallepraat; wartaal | |
tonterías | gebazel; geklets; geleuter; gelul; gewauwel; gezwam; gezwets; leuterpraat | achterklap; achterlijkheid; apekool; dwaasheden; flauwekul; gebabbel; gebeuzel; gekeuvel; geklap; geklep; geklets; gekwebbel; geleuter; geroddel; gezwam; gezwets; humbug; idioterie; klap; klets; kletskoek; kletspraat; kolder; kolderverhaal; krankzinnigheid; kul; larie; malheid; nonsens; ongein; onzin; praatjes; prietpraat; quatsch; rimram; roddel; roddelpraat; roddels; waanzin; zotteklap |