Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. gekanaliseerd:
  2. kanaliseren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gekanaliseerd from Dutch to Spanish

gekanaliseerd:

gekanaliseerd adj

  1. gekanaliseerd

Translation Matrix for gekanaliseerd:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
canalizado gekanaliseerd

kanaliseren:

kanaliseren verb (kanaliseer, kanaliseert, kanaliseerde, kanaliseerden, gekanaliseerd)

  1. kanaliseren

Conjugations for kanaliseren:

o.t.t.
  1. kanaliseer
  2. kanaliseert
  3. kanaliseert
  4. kanaliseren
  5. kanaliseren
  6. kanaliseren
o.v.t.
  1. kanaliseerde
  2. kanaliseerde
  3. kanaliseerde
  4. kanaliseerden
  5. kanaliseerden
  6. kanaliseerden
v.t.t.
  1. ben gekanaliseerd
  2. bent gekanaliseerd
  3. is gekanaliseerd
  4. zijn gekanaliseerd
  5. zijn gekanaliseerd
  6. zijn gekanaliseerd
v.v.t.
  1. was gekanaliseerd
  2. was gekanaliseerd
  3. was gekanaliseerd
  4. waren gekanaliseerd
  5. waren gekanaliseerd
  6. waren gekanaliseerd
o.t.t.t.
  1. zal kanaliseren
  2. zult kanaliseren
  3. zal kanaliseren
  4. zullen kanaliseren
  5. zullen kanaliseren
  6. zullen kanaliseren
o.v.t.t.
  1. zou kanaliseren
  2. zou kanaliseren
  3. zou kanaliseren
  4. zouden kanaliseren
  5. zouden kanaliseren
  6. zouden kanaliseren
diversen
  1. kanaliseer!
  2. kanaliseert!
  3. gekanaliseerd
  4. kanaliserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kanaliseren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
canalizar kanaliseren doorsluizen

Wiktionary Translations for kanaliseren:

kanaliseren
verb
  1. rechttrekken tot een kanaal