Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. geleidend:
  2. geleiden:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for geleidend from Dutch to Spanish

geleidend:

geleidend adj

  1. geleidend (stroom doorgevend)

Translation Matrix for geleidend:

NounRelated TranslationsOther Translations
conductor bestuurder; chauffeur; drijver; elektriciteitsgeleider; geleider; koetsier; rijder; voerman; wagenbestuurder; wagenmenner; warmtegeleider
ModifierRelated TranslationsOther Translations
conductor geleidend; stroom doorgevend leidend; leidinggevend

geleidend form of geleiden:

geleiden verb (geleid, geleidt, geleidde, geleidden, geleid)

  1. geleiden (vergezellen; begeleiden; chaperonneren; )

Conjugations for geleiden:

o.t.t.
  1. geleid
  2. geleidt
  3. geleidt
  4. geleiden
  5. geleiden
  6. geleiden
o.v.t.
  1. geleidde
  2. geleidde
  3. geleidde
  4. geleidden
  5. geleidden
  6. geleidden
v.t.t.
  1. heb geleid
  2. hebt geleid
  3. heeft geleid
  4. hebben geleid
  5. hebben geleid
  6. hebben geleid
v.v.t.
  1. had geleid
  2. had geleid
  3. had geleid
  4. hadden geleid
  5. hadden geleid
  6. hadden geleid
o.t.t.t.
  1. zal geleiden
  2. zult geleiden
  3. zal geleiden
  4. zullen geleiden
  5. zullen geleiden
  6. zullen geleiden
o.v.t.t.
  1. zou geleiden
  2. zou geleiden
  3. zou geleiden
  4. zouden geleiden
  5. zouden geleiden
  6. zouden geleiden
en verder
  1. ben geleid
  2. bent geleid
  3. is geleid
  4. zijn geleid
  5. zijn geleid
  6. zijn geleid
diversen
  1. geleid!
  2. geleidt!
  3. geleid
  4. geleidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for geleiden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
acompañar begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen aan mengsel toevoegen; afgeven; afleveren; begeleiden; bestellen; bezorgen; bijdoen; bijmengen; bijsluiten; bijvoegen; brengen; eindje meerijden; erbij voegen; insluiten; langs brengen; leiden; meebrengen; meerijden; meevoeren; oprijden; overhandigen; rondleiden; thuisbezorgen; toevoegen; voeren; wegbrengen

Wiktionary Translations for geleiden:


Cross Translation:
FromToVia
geleiden conducir conduct — act as a conductor (of heat, electricity, etc.)
geleiden llevar hand — to lead, guide, or assist with the hand
geleiden resultar; salir; alcanzar; conseguir; lograr aboutirtoucher par un bout.
geleiden conducir conduiremener, guider, diriger vers un lieu déterminé.
geleiden guiar guideraccompagner quelqu’un pour lui montrer le chemin.
geleiden arreglar réglertirer avec la règle des lignes droites sur du papier, du parchemin, du carton, etc. cf|papier réglé.