Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. gelukkigheid:


Dutch

Detailed Translations for gelukkigheid from Dutch to Spanish

gelukkigheid:

gelukkigheid [znw.] noun

  1. gelukkigheid (het gelukkig-zijn; geluk; fortuin)
    la felicidad; la fortuna; la golpe de fortuna; la estrella; el destino; la dicha; el capital

Translation Matrix for gelukkigheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
capital fortuin; geluk; gelukkigheid; het gelukkig-zijn belangrijkste geldbedrag; financiële middelen; fortuin; fortuintje; geldelijk vermogen; geldmiddelen; geldvoorraad; grote som geld; hoofdplaats; hoofdsom; hoofdstad; kapitaal; vermogen
destino fortuin; geluk; gelukkigheid; het gelukkig-zijn bestemming; buurtschap; doel; doelvoorziening; eindpunt; fortuintje; gat; geadresseerde; gehucht; levenslot; noodlot; ongelukkig lot; reisbestemming; toekomst; toekomsten; voorland
dicha fortuin; geluk; gelukkigheid; het gelukkig-zijn bof; geluk; geluk hebbend; gelukzaligheid; heerlijkheid
estrella fortuin; geluk; gelukkigheid; het gelukkig-zijn diva; hemellicht; lichtend hemellichaam; noorderlicht; ster; uitblinker; vedette
felicidad fortuin; geluk; gelukkigheid; het gelukkig-zijn bof; geluk; geluk hebbend; gelukzaligheid; gezegende toestand; heerlijkheid; heil; voorspoed; welgevallen; zaligheid; zegen; zegenen; zegening
fortuna fortuin; geluk; gelukkigheid; het gelukkig-zijn beminde; duifje; fortuintje; geldelijk vermogen; liefje; liefste; lieve; mazzel; meevaller; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes; vermogen; welgevallen
golpe de fortuna fortuin; geluk; gelukkigheid; het gelukkig-zijn buitenkans; fortuintje; gelukje; mazzel; mazzeltje; meevaller; meevallertje; tref; voordeel
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
capital eigen vermogen; kapitaal
destino doel-