Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. gepensioneerd:
  2. pensioneren:


Dutch

Detailed Translations for gepensioneerd from Dutch to Spanish

gepensioneerd:

gepensioneerd adj

  1. gepensioneerd (gewezen; rustend)

Translation Matrix for gepensioneerd:

NounRelated TranslationsOther Translations
jubilado AOWer; gepensioneerde; vijfenzestigplusser
ModifierRelated TranslationsOther Translations
jubilado gepensioneerd; gewezen; rustend gewezen; met emeritaat; rustend

pensioneren:

pensioneren verb (pensioneer, pensioneert, pensioneerde, pensioneerden, gepensioneerd)

  1. pensioneren

Conjugations for pensioneren:

o.t.t.
  1. pensioneer
  2. pensioneert
  3. pensioneert
  4. pensioneren
  5. pensioneren
  6. pensioneren
o.v.t.
  1. pensioneerde
  2. pensioneerde
  3. pensioneerde
  4. pensioneerden
  5. pensioneerden
  6. pensioneerden
v.t.t.
  1. ben gepensioneerd
  2. bent gepensioneerd
  3. is gepensioneerd
  4. zijn gepensioneerd
  5. zijn gepensioneerd
  6. zijn gepensioneerd
v.v.t.
  1. was gepensioneerd
  2. was gepensioneerd
  3. was gepensioneerd
  4. waren gepensioneerd
  5. waren gepensioneerd
  6. waren gepensioneerd
o.t.t.t.
  1. zal pensioneren
  2. zult pensioneren
  3. zal pensioneren
  4. zullen pensioneren
  5. zullen pensioneren
  6. zullen pensioneren
o.v.t.t.
  1. zou pensioneren
  2. zou pensioneren
  3. zou pensioneren
  4. zouden pensioneren
  5. zouden pensioneren
  6. zouden pensioneren
diversen
  1. pensioneer!
  2. pensioneert!
  3. gepensioneerd
  4. pensionerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for pensioneren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
jubilar pensioneren
jubilarse pensioneren