Dutch
Detailed Translations for gespreid from Dutch to Spanish
gespreid:
Translation Matrix for gespreid:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
extendido | gespreid | gestrekt; uitgerekt |
separado | gespreid | afgescheiden; afgezonderd; afzonderlijk; alleenstaand; apart; desolaat; eenzaam; gescheiden; gesepareerd; geïsoleerd; in quarantaine; los; los van elkaar; losstaand; niet vast; ontbonden; op zich; op zichzelf staand; opgeheven; separaat; single; uit elkaar; uit elkander; uiteen; uiteengegaan; uiteengevallen; uitelkaar; van elkaar; van elkander; vaneen; vereenzaamd; verlaten; verplaatsbaar; verschuifbaar; vrijstaand |
Related Words for "gespreid":
gespreid form of spreiden:
-
spreiden
Conjugations for spreiden:
o.t.t.
- spreid
- spreidt
- spreidt
- spreiden
- spreiden
- spreiden
o.v.t.
- spreidde
- spreidde
- spreidde
- spreidden
- spreidden
- spreidden
v.t.t.
- heb gespreid
- hebt gespreid
- heeft gespreid
- hebben gespreid
- hebben gespreid
- hebben gespreid
v.v.t.
- had gespreid
- had gespreid
- had gespreid
- hadden gespreid
- hadden gespreid
- hadden gespreid
o.t.t.t.
- zal spreiden
- zult spreiden
- zal spreiden
- zullen spreiden
- zullen spreiden
- zullen spreiden
o.v.t.t.
- zou spreiden
- zou spreiden
- zou spreiden
- zouden spreiden
- zouden spreiden
- zouden spreiden
en verder
- ben gespreid
- bent gespreid
- is gespreid
- zijn gespreid
- zijn gespreid
- zijn gespreid
diversen
- spreid!
- spreidt!
- gespreid
- spreidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze