Dutch
Detailed Translations for gloor from Dutch to Spanish
gloren:
-
gloren
Conjugations for gloren:
o.t.t.
- gloor
- gloort
- gloort
- gloren
- gloren
- gloren
o.v.t.
- gloorde
- gloorde
- gloorde
- gloorden
- gloorden
- gloorden
v.t.t.
- heb gegloord
- hebt gegloord
- heeft gegloord
- hebben gegloord
- hebben gegloord
- hebben gegloord
v.v.t.
- had gegloord
- had gegloord
- had gegloord
- hadden gegloord
- hadden gegloord
- hadden gegloord
o.t.t.t.
- zal gloren
- zult gloren
- zal gloren
- zullen gloren
- zullen gloren
- zullen gloren
o.v.t.t.
- zou gloren
- zou gloren
- zou gloren
- zouden gloren
- zouden gloren
- zouden gloren
diversen
- gloor!
- gloort!
- gegloord
- glorend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for gloren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
amanecer | aanbreken van de dag; dageraad; morgenschemering; morgenstond; ochtendgloren; ochtendstond; vroege ochtenduren; zonsopgang | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
amanecer | gloren | aanbreken van de dag; aanmanen; aanmanen tot een verplichting; aanrekenen; aansteken; aanstrijken; aanwrijven; afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; berispen; beschuldigen; blameren; dagen; doen ontvlammen; flikkeren; fonkelen; gispen; glanzen; iemand iets verwijten; krieken; kwalijk nemen; laken; licht worden; lichten; lichter worden van kleur; manen; nadragen; neppen; omlijnen; omranden; oplichten; schijnen; sommeren; sprankelen; stralen; twinkelen; verhuizen; verkassen; verneuken; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden |
apuntar el día | gloren | |
resplandecer | gloren | blaken; blinken; effenen; egaliseren; flonkeren; fonkelen; gelijkmaken; gladmaken; glinsteren; iets uitstralen; licht schijnen; licht uitzenden; schitteren; stralen |