Dutch

Detailed Translations for halen from Dutch to Spanish

halen:

halen verb (haal, haalt, haalde, haalden, gehaald)

  1. halen (pakken)

Conjugations for halen:

o.t.t.
  1. haal
  2. haalt
  3. haalt
  4. halen
  5. halen
  6. halen
o.v.t.
  1. haalde
  2. haalde
  3. haalde
  4. haalden
  5. haalden
  6. haalden
v.t.t.
  1. heb gehaald
  2. hebt gehaald
  3. heeft gehaald
  4. hebben gehaald
  5. hebben gehaald
  6. hebben gehaald
v.v.t.
  1. had gehaald
  2. had gehaald
  3. had gehaald
  4. hadden gehaald
  5. hadden gehaald
  6. hadden gehaald
o.t.t.t.
  1. zal halen
  2. zult halen
  3. zal halen
  4. zullen halen
  5. zullen halen
  6. zullen halen
o.v.t.t.
  1. zou halen
  2. zou halen
  3. zou halen
  4. zouden halen
  5. zouden halen
  6. zouden halen
en verder
  1. ben gehaald
  2. bent gehaald
  3. is gehaald
  4. zijn gehaald
  5. zijn gehaald
  6. zijn gehaald
diversen
  1. haal!
  2. haalt!
  3. gehaald
  4. halend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

halen [het ~] noun

  1. het halen
    la aprobación

Translation Matrix for halen:

NounRelated TranslationsOther Translations
aprobación halen akkoord; autorisatie; bekrachtiging; bijval; content; fiat; genoegen; goedkeuring; goedkeuringsactiviteit; goedvinden; instemmen met; instemming; machtiging; permissie; ratificering; sanctie; tevredenheid; toelating; toestemming; volmacht; vrijbrief; welbevinden
aprobar instemmen
buscar afstropen; afzoeken; geheel doorzoeken
coger aangrijpen; aanklampen; aanpakken; aanvatten; beetnemen; beetpakken; begrijpen; greep; snappen; vastpakken; vatten
tomar beetnemen; beetpakken; greep; vastpakken
VerbRelated TranslationsOther Translations
adquirir halen; pakken aankopen; aanleren; aanschaffen; bemachtigen; eigen maken; iets bemachtigen; kennis opdoen; kopen; leren; meekrijgen; meepikken; onverlangd krijgen; opdoen; oplopen; oppikken; opsteken; te pakken krijgen; verkrijgen; verwerven
aprobar halen; pakken aankopen; aanschaffen; aanstaan; akkoord gaan met; autoriseren; believen; bijvallen; billijken; erdoor komen; fiatteren; goeddunken; goedkeuren; goedvinden; instemmen; kopen; permitteren; ratificeren; rugsteunen; steunen; toestaan; toestemmen in; toestemming verlenen; verkrijgen; verwerven
buscar halen; pakken aankopen; aanschaffen; afhalen en meenemen; afzoeken; beproeven; iets opzoeken; keuren; kopen; naslaan; nazoeken; onderzoeken; ophalen; oppikken; opsnuffelen; opzoeken; tegemoetzien; testen; uitkijken naar; uitvissen; verkrijgen; verwachten; verwerven; vinden; vooruitzien; zien te vinden; zoeken
coger halen; pakken aanklampen; aanpakken; aanvatten; absorberen; achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; bemachtigen; benemen; betrappen; binden; binnen halen; boeien; gappen; grijpen; iets onverwachts doen; inpikken; jatten; kapen; ketenen; klauwen; kluisteren; leegstelen; nemen; nuttigen; obsederen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; onverlangd krijgen; oogsten; opdoen; oplopen; opnemen; opslorpen; opslurpen; opvangen; pakken; pikken; plukken; plunderen; roven; snaaien; snappen; stelen; te pakken krijgen; tepakkenkrijgen; toeëigenen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; verrassen; verschalken; verstrikken; vervreemden; verzamelen; wat neervalt opvangen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
ganar halen; pakken aankopen; aanschaffen; behalen; binnenbrengen; binnenhalen; buitmaken; de kost verdienen; de overwinning behalen; gewinnen; in het leven roepen; kopen; kostwinnen; maken; scheppen; tot stand brengen; vangen; verdienen; verkrijgen; verwerven; voor elkaar krijgen; winnen; zegevieren
obtener halen; pakken aankopen; aanschaffen; behalen; bemachtigen; bereiken; binnenbrengen; binnenhalen; doordringen; eigen maken; gewinnen; iets bemachtigen; kopen; penetreren in; te pakken krijgen; verkrijgen; verwerven; winnen
tomar halen; pakken aanpakken; aanvatten; aanwenden; annexeren; belopen; benutten; beroeren; betrappen; betreden; bewandelen; binden; binnenkrijgen; boeien; consumeren; controleren; dineren; doorslikken; eten; examineren; gebruik maken van; gebruiken; iemand raken; iemand treffen; inlijven; inslikken; inspecteren; ketenen; keuren; kluisteren; obsederen; opeten; opslokken; opvreten; overnemen; raken; schouwen; slikken; snappen; tafelen; te voet afleggen; toepassen; treffen; uitgebreid eten; verbruiken; vreten; zwelgen

Related Words for "halen":


Antonyms for "halen":


Related Definitions for "halen":

  1. er naar toe gaan en het meenemen1
    • haal jij even sinaasappels op de markt?1
  2. erin slagen het te bereiken1
    • ik heb de trein gehaald1

Wiktionary Translations for halen:


Cross Translation:
FromToVia
halen traer; buscar fetch — To retrieve; to bear towards; to get
halen conseguir; obtener get — obtain
halen alcanzar; pillar erwischen — jemanden oder etwas (gerade noch rechtzeitig) erreichen
halen recoger holen — etwas, jemanden zu sich kommen machen
halen alcanzar; conseguir atteindretoucher de loin au moyen d’un projectile.
halen golpear; pegar frapper — A TRIER
halen halar haler — marine|fr tirer à soi avec force à l’aide d’un cordage.
halen llegar parvenir — Arriver à un point donné à la suite d’un déplacement. (Sens général)
halen asir; agarrar saisir — Prendre vivement.

hal:

hal [de ~] noun

  1. de hal (entreehal)
    el vestíbulo; el zaguán
  2. de hal (vestibule; portaal; voorportaal; entree)
    el zaguán; el hall; el portal; el vestíbulo delantero; la entrada; el acceso; el vestíbulo
  3. de hal (overloop; verbindingsgang; portaal)
    el rellano; el descansillo
  4. de hal (ontvangstruimte; salon; receptiekamer)
    el salón; la sala de recepción
  5. de hal (vishal)
  6. de hal (ridderzaal)
    el portal; el vestíbulo; la sala de caballeros

Translation Matrix for hal:

NounRelated TranslationsOther Translations
acceso entree; hal; portaal; vestibule; voorportaal entree; ingang; inlaat; inrit; opgang; oprijlaan; oprit; toegang; toelating; trap
descansillo hal; overloop; portaal; verbindingsgang
entrada entree; hal; portaal; vestibule; voorportaal aanbetaling; aankomst; binnenkomst; boeking; deur; entree; hoofdwoord; huisdeur; ingang; inkomst; inlaat; inrit; inschrijving; intocht; intrede; invaart; inval; invasie; invoer; komst; lemma; oprijlaan; oprit; plaatsing van artikel; politie-inval; schouwburgkaartje; toegang; toelating; vermelding
hall entree; hal; portaal; vestibule; voorportaal portiek; veranda
mercado de pescado hal; vishal vismarkt; visveiling
portal entree; hal; portaal; ridderzaal; vestibule; voorportaal afdak; luifel; narthex; portiek; veranda; voorhal; voorhuis
rellano hal; overloop; portaal; verbindingsgang
sala de caballeros hal; ridderzaal
sala de recepción hal; ontvangstruimte; receptiekamer; salon ontvangkamer; salon
salón hal; ontvangstruimte; receptiekamer; salon dagverblijf; grote kamer; hotelsuite; ontvangkamer; pronkkamer; salon; suite; zaal
vestíbulo entree; entreehal; hal; portaal; ridderzaal; vestibule; voorportaal afdak; luifel; narthex; portiek; veranda; voorhal; voorhuis; voorvertrek
vestíbulo delantero entree; hal; portaal; vestibule; voorportaal narthex; voorhal; voorvertrek
zaguán entree; entreehal; hal; portaal; vestibule; voorportaal portiek; voorhuis

Related Words for "hal":


Wiktionary Translations for hal:

hal
noun
  1. ruimte achter de voordeur
  2. een entreeruimte in een gebouw of huis, een ontvangstruimte
  3. een grote overdekte ruimte gericht op het uitvoeren van activiteiten

Cross Translation:
FromToVia
hal pasillo; corredor corridor — narrow hall or passage
hal pasillo hall — corridor or a hallway.

Related Translations for halen