Dutch

Detailed Translations for hoorden from Dutch to Spanish

horen:

Conjugations for horen:

o.t.t.
  1. hoor
  2. hoort
  3. hoort
  4. horen
  5. horen
  6. horen
o.v.t.
  1. hoorde
  2. hoorde
  3. hoorde
  4. hoorden
  5. hoorden
  6. hoorden
v.t.t.
  1. heb gehoord
  2. hebt gehoord
  3. heeft gehoord
  4. hebben gehoord
  5. hebben gehoord
  6. hebben gehoord
v.v.t.
  1. had gehoord
  2. had gehoord
  3. had gehoord
  4. hadden gehoord
  5. hadden gehoord
  6. hadden gehoord
o.t.t.t.
  1. zal horen
  2. zult horen
  3. zal horen
  4. zullen horen
  5. zullen horen
  6. zullen horen
o.v.t.t.
  1. zou horen
  2. zou horen
  3. zou horen
  4. zouden horen
  5. zouden horen
  6. zouden horen
en verder
  1. ben gehoord
  2. bent gehoord
  3. is gehoord
  4. zijn gehoord
  5. zijn gehoord
  6. zijn gehoord
diversen
  1. hoor!
  2. hoort!
  3. gehoord
  4. horend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

horen [het ~] noun

  1. het horen
    el escuchar

Translation Matrix for horen:

NounRelated TranslationsOther Translations
aprender bekwamen; blokken; leren; studeren
contemplar aankijken; aanschouwen; in de ogen kijken
escuchar horen luisteren
percibir innen
ver aankijken; aanschouwen; in de ogen kijken
VerbRelated TranslationsOther Translations
aprender horen; te horen krijgen; vernemen aanleren; blokken; eigen maken; gunnen; iets leren; iets toekennen; instuderen; kennis opdoen; leren; meekrijgen; meepikken; ondervragen; onderwijzen; oppikken; opsteken; overhoren; studeren; toebedelen; toekennen; toewijzen; uithoren; uitvragen; verhoren; verwerven
contemplar bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien aanschouwen; afwegen; bedenken; bekijken; beschouwen; bespiegelen; blikken; blikken werpen; gadeslaan; in de gaten houden; in het oog houden; kijken; nadenken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opletten; opmerken; overdenken; overpeinzen; overwegen; peinzen; speurend kijken; staren; toezien; turen; waarnemen; zien
distinguir bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien aankijken; aanschouwen; bekijken; bemerken; beseffen; differentiëren; doorzien; een ereteken geven; gadeslaan; gewaarworden; inzien; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; kijken; merken; observeren; onderkennen; onderscheid maken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; realiseren; signaleren; staren; te zien krijgen; tekenen; toeschouwen; turen; typeren; uit elkaar houden; uiteenhouden; van elkaar onderscheiden; waarnemen; zien
enterarse horen; te horen krijgen; vernemen achterhalen; ondervragen; overhoren; poolshoogte nemen; te weten komen; uithoren; uitvinden; uitvragen; verhoren
escuchar geluid waarnemen; horen aandachtig luisteren; aanhoren; beluisteren; gehoorzamen; luisteren; ondervragen; opletten; overhoren; toehoren; toeluisteren; uithoren; uitvragen; verhoren
estar presente bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien aanwezig zijn; bijwonen; er zijn; erbij zijn; tegenwoordig zijn
notar bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien aankijken; aanmerken; aanrekenen; aanschouwen; aanwrijven; bekijken; bemerken; berispen; beschuldigen; blameren; gadeslaan; gewaarworden; gispen; kijken; laken; merken; nadragen; observeren; onderscheiden; ontwaren; opmerken; signaleren; staren; terechtwijzen; toeschouwen; turen; vermanen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden; waarnemen; zien
observar bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien aanblikken; aankijken; aanmerken; aanschouwen; aanzien; bekijken; bekrachtigen; bemerken; bespeuren; bestempelen; certificeren; gadeslaan; gewaarworden; in de gaten houden; in het oog houden; kijken; merken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opletten; opmerken; schouwen; signaleren; staren; toekijken; toeschouwen; toezien; turen; voelen; waarmerken; waarnemen; zien
percibir bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien aanblikken; aankijken; aanschouwen; aanzien; bekijken; bemerken; bespeuren; casseren; gadeslaan; gewaarworden; in de gaten houden; in het oog houden; kijken; merken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opletten; opmerken; signaleren; staren; te zien krijgen; toeschouwen; toezien; turen; uit elkaar houden; uiteenhouden; voelen; waarnemen; zien
percibir el sonido geluid waarnemen; horen
ser corriente gebruikelijk zijn; horen
ser habitual gebruikelijk zijn; horen
ver bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien aankijken; aanschouwen; bekijken; bekrachtigen; bestempelen; certificeren; gadeslaan; kijken; merken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; toeschouwen; turen; waarmerken; waarnemen; weergeven; zien
- vernemen

Related Words for "horen":


Synonyms for "horen":


Related Definitions for "horen":

  1. wat gepast is1
    • je hoort in de kerk niet zo hard te praten1
  2. bij iemand of iets passen1
    • die kop en schotel horen bij elkaar1
  3. het met je oren waarnemen1
    • ik hoor dat er iemand aan komt lopen1

Wiktionary Translations for horen:

horen
verb
  1. waarnemen met het oor zonder er noodzakelijkerwijs aandacht aan te besteden

Cross Translation:
FromToVia
horen pertenecer belong — have its proper place
horen pertencer belong — be accepted in a group
horen formar parte belong — be part of a group
horen oír hear — to perceive with the ear
horen bocina horn — conical device used to direct waves
horen oír listen — to hear (something)

External Machine Translations: