Summary


Dutch

Detailed Translations for ijsberend from Dutch to Spanish

ijsberend form of ijsberen:

ijsberen verb (ijsbeer, ijsbeert, ijsbeerde, ijsbeerden, geijsbeerd)

  1. ijsberen

Conjugations for ijsberen:

o.t.t.
  1. ijsbeer
  2. ijsbeert
  3. ijsbeert
  4. ijsberen
  5. ijsberen
  6. ijsberen
o.v.t.
  1. ijsbeerde
  2. ijsbeerde
  3. ijsbeerde
  4. ijsbeerden
  5. ijsbeerden
  6. ijsbeerden
v.t.t.
  1. heb geijsbeerd
  2. hebt geijsbeerd
  3. heeft geijsbeerd
  4. hebben geijsbeerd
  5. hebben geijsbeerd
  6. hebben geijsbeerd
v.v.t.
  1. had geijsbeerd
  2. had geijsbeerd
  3. had geijsbeerd
  4. hadden geijsbeerd
  5. hadden geijsbeerd
  6. hadden geijsbeerd
o.t.t.t.
  1. zal ijsberen
  2. zult ijsberen
  3. zal ijsberen
  4. zullen ijsberen
  5. zullen ijsberen
  6. zullen ijsberen
o.v.t.t.
  1. zou ijsberen
  2. zou ijsberen
  3. zou ijsberen
  4. zouden ijsberen
  5. zouden ijsberen
  6. zouden ijsberen
diversen
  1. ijsbeer!
  2. ijsbeert!
  3. geijsbeerd
  4. ijsberend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ijsberen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
andar de un lado a otro ijsberen
moverse de un lado a otro ijsberen

Related Words for "ijsberen":


External Machine Translations: