Summary
Dutch
Detailed Translations for indoen from Dutch to Spanish
indoen:
Conjugations for indoen:
o.t.t.
- doe in
- doet in
- doet in
- doen in
- doen in
- doen in
o.v.t.
- deed in
- deed in
- deed in
- deden in
- deden in
- deden in
v.t.t.
- heb ingedaan
- hebt ingedaan
- heeft ingedaan
- hebben ingedaan
- hebben ingedaan
- hebben ingedaan
v.v.t.
- had ingedaan
- had ingedaan
- had ingedaan
- hadden ingedaan
- hadden ingedaan
- hadden ingedaan
o.t.t.t.
- zal indoen
- zult indoen
- zal indoen
- zullen indoen
- zullen indoen
- zullen indoen
o.v.t.t.
- zou indoen
- zou indoen
- zou indoen
- zouden indoen
- zouden indoen
- zouden indoen
en verder
- is ingedaan
diversen
- doe in!
- doet in!
- ingedaan
- indoend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for indoen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
entrar | binnengaan | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
entrar | doen in; inbrengen; indoen; instoppen | aankomen; aantreden; arriveren; betreden; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenrijden; binnenstappen; binnenstormen; binnentreden; binnenvliegen; doordringen; ingaan; inrijden; penetreren; toetreden; zich toegang verschaffen |
ingresar | doen in; inbrengen; indoen; instoppen | deponeren; gieten; schenken; storten; uitstorten |
poner | doen in; inbrengen; indoen; instoppen | aanbieden; aandoen; aandraaien; aangrijpen; aanwenden; afspelen; arrangeren; benutten; bijzetten; deponeren; exposeren; gebruik maken van; gebruiken; iets neerleggen; iets op touw zetten; inleggen; inschakelen; invoegen; laten zien; leggen; neerleggen; neerzetten; offreren; onderuit halen; plaats toekennen; plaatsen; presenteren; regelen; stationeren; tentoonstellen; toepassen; tonen; tussenleggen; vertonen; voorleggen; wegleggen; zetten |
Wiktionary Translations for indoen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• indoen | → rellenar; mechar | ↔ fourrer — introduire, faire entrer, placer en quelque endroit, mettre parmi d’autres choses. |
• indoen | → introducir; injerir; anunciar | ↔ introduire — Faire entrer une chose dans une autre. |
• indoen | → poner; meter; colocar | ↔ mettre — placer une personne, ou un animal, ou une chose dans un lieu déterminé. |