Dutch
Detailed Translations for ingeven from Dutch to Spanish
ingeven:
-
ingeven (dicteren)
-
ingeven (inboezemen; inspireren)
-
ingeven (iets aanraden; adviseren; suggereren; raden)
sugerir; proponer; adivinar; presentar; representar; hacer conjeturas; inspirar; pintar; provocar; estimar; conjeturar; appreciar-
sugerir verb
-
proponer verb
-
adivinar verb
-
presentar verb
-
representar verb
-
hacer conjeturas verb
-
inspirar verb
-
pintar verb
-
provocar verb
-
estimar verb
-
conjeturar verb
-
appreciar verb
-
-
ingeven (iemand iets toedienen; geven; verstrekken; binnen gieten)
-
ingeven (geneesmiddel toedienen; verstrekken; toedienen; geven)
-
ingeven (influisteren; souffleren)
presentar; provocar; insinuar; decir al oído-
presentar verb
-
provocar verb
-
insinuar verb
-
decir al oído verb
-
Conjugations for ingeven:
o.t.t.
- geef in
- geeft in
- geeft in
- geven in
- geven in
- geven in
o.v.t.
- gaf in
- gaf in
- gaf in
- gaven in
- gaven in
- gaven in
v.t.t.
- heb ingegeven
- hebt ingegeven
- heeft ingegeven
- hebben ingegeven
- hebben ingegeven
- hebben ingegeven
v.v.t.
- had ingegeven
- had ingegeven
- had ingegeven
- hadden ingegeven
- hadden ingegeven
- hadden ingegeven
o.t.t.t.
- zal ingeven
- zult ingeven
- zal ingeven
- zullen ingeven
- zullen ingeven
- zullen ingeven
o.v.t.t.
- zou ingeven
- zou ingeven
- zou ingeven
- zouden ingeven
- zouden ingeven
- zouden ingeven
diversen
- geef in!
- geeft in!
- ingegeven
- ingevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze