Noun | Related Translations | Other Translations |
iniciar
|
|
aansnijden; entameren
|
introducir
|
|
erin brengen; inbrengen
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
acondicionar
|
initiëren; op gang brengen
|
afstemmen; instellen
|
crear
|
initiëren; op gang brengen
|
aanstellen; benoemen; bouwen; concipiëren; construeren; formeren; in het leven roepen; installeren; maken; ontwerpen; scheppen
|
encaminarse
|
initiëren; op gang brengen
|
afketsen; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen
|
enfocar
|
initiëren; op gang brengen
|
aanpakken; aanvatten; accommoderen; afstellen; afstemmen; belichten; focussen; met licht beschijnen; scherp stellen; scherp zetten
|
establecer
|
initiëren; op gang brengen
|
aanstellen; arrangeren; benoemen; bepalen; bouwen; construeren; determineren; iets op touw zetten; inrichten; installeren; instellen; invoeren; koloniseren; oprichten; optrekken; overeindzetten; plaats toekennen; plaatsen; regelen; settelen; stichten; vaststellen; vestigen
|
formar
|
initiëren; op gang brengen
|
aanstellen; afketsen; afstemmen; afwijzen; arrangeren; benoemen; bijbrengen; boetseren; formeren; iets op touw zetten; in het leven roepen; installeren; instellen; kneden; leren; maken; modelleren; onderwijzen; opleiden; regelen; scheppen; scholen; terugwijzen; vervaardigen; verweren; verwerpen; vorm geven; vormen; vormgeven; wegstemmen
|
fundar
|
initiëren; op gang brengen
|
aarden; arrangeren; begronden; bouwen; construeren; funderen; gronden; grondvesten; iets op touw zetten; instellen; invoeren; koloniseren; onderbouwen; onderheien; oprichten; regelen; settelen; stichten; vestigen
|
implantar
|
initiëren; op gang brengen
|
implanteren; in de grond zetten; inplanten; planten; poten
|
incoar
|
initiëren; op gang brengen
|
|
iniciar
|
initiëren; op gang brengen
|
aanbinden; aanbreken; aangaan; aanknopen; aanvangen; aanwenden; arrangeren; beginnen; benutten; bezigen; een begin nemen; gang maken; gangmaken; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; hard draven; iets op touw zetten; in werking stellen; inleiden; inwerken; inzet tonen; inzetten; ondernemen; openen; opstarten; prepareren; regelen; starten; toepassen; van start gaan; voorbereiden op
|
instalar
|
initiëren; op gang brengen
|
aanbinden; aanknopen; aanstellen; afstemmen; beginnen; benoemen; inaugureren; inhuldigen; inrichten; installeren; instellen; inwijden; plaatsen; plechtig bevestigen; posten; posteren; stationeren
|
introducir
|
initiëren; op gang brengen
|
bezigen; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; inbrengen; introduceren; invoegen; invoeren; kennis laten maken; voorstellen
|
poner en marcha
|
initiëren; op gang brengen
|
aanbinden; aandoen; aandraaien; aanknopen; aanmaken; aanzetten; beginnen; in werking stellen; inschakelen; motiveren; opstarten; starten
|
poner en movimiento
|
initiëren; op gang brengen
|
beroeren; bewegen; in beweging brengen; verroeren
|