Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- introducerend:
- introduceren:
-
Wiktionary:
- introduceren → presentar, introducir, ambientar
Dutch
Detailed Translations for introducerend from Dutch to Spanish
introducerend:
-
introducerend (inleidend; voorafgaand; voorgaand)
Translation Matrix for introducerend:
Noun | Related Translations | Other Translations |
introductor | inleider | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
introductor | inleidend; introducerend; voorafgaand; voorgaand | |
preliminar | inleidend; introducerend; voorafgaand; voorgaand | |
previo | inleidend; introducerend; voorafgaand; voorgaand |
introducerend form of introduceren:
-
introduceren (kennis laten maken; voorstellen)
Conjugations for introduceren:
o.t.t.
- introduceer
- introduceert
- introduceert
- introduceren
- introduceren
- introduceren
o.v.t.
- introduceerde
- introduceerde
- introduceerde
- introduceerden
- introduceerden
- introduceerden
v.t.t.
- heb geïntroduceerd
- hebt geïntroduceerd
- heeft geïntroduceerd
- hebben geïntroduceerd
- hebben geïntroduceerd
- hebben geïntroduceerd
v.v.t.
- had geïntroduceerd
- had geïntroduceerd
- had geïntroduceerd
- hadden geïntroduceerd
- hadden geïntroduceerd
- hadden geïntroduceerd
o.t.t.t.
- zal introduceren
- zult introduceren
- zal introduceren
- zullen introduceren
- zullen introduceren
- zullen introduceren
o.v.t.t.
- zou introduceren
- zou introduceren
- zou introduceren
- zouden introduceren
- zouden introduceren
- zouden introduceren
en verder
- ben geïntroduceerd
- bent geïntroduceerd
- is geïntroduceerd
- zijn geïntroduceerd
- zijn geïntroduceerd
- zijn geïntroduceerd
diversen
- introduceer!
- introduceert!
- geïntroduceerd
- introducerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for introduceren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
introducir | erin brengen; inbrengen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
introducir | introduceren; kennis laten maken; voorstellen | bezigen; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; inbrengen; initiëren; invoegen; invoeren; op gang brengen |
introducir alguien a | introduceren; kennis laten maken; voorstellen | |
invitar | introduceren; kennis laten maken; voorstellen | engageren; fuiven; inviteren; noden; trakteren; uitnodigen; vergasten op |
Wiktionary Translations for introduceren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• introduceren | → presentar | ↔ introduce — to cause someone to be acquainted |
• introduceren | → introducir | ↔ introduce — to bring into practice |
• introduceren | → ambientar; presentar | ↔ set — to introduce |