Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. inventariseren:


Dutch

Detailed Translations for inventariseren from Dutch to Spanish

inventariseren:

inventariseren verb (inventariseer, inventariseert, inventariseerde, inventariseerden, geïnventariseerd)

  1. inventariseren (de inventaris opmaken)
  2. inventariseren

Conjugations for inventariseren:

o.t.t.
  1. inventariseer
  2. inventariseert
  3. inventariseert
  4. inventariseren
  5. inventariseren
  6. inventariseren
o.v.t.
  1. inventariseerde
  2. inventariseerde
  3. inventariseerde
  4. inventariseerden
  5. inventariseerden
  6. inventariseerden
v.t.t.
  1. heb geïnventariseerd
  2. hebt geïnventariseerd
  3. heeft geïnventariseerd
  4. hebben geïnventariseerd
  5. hebben geïnventariseerd
  6. hebben geïnventariseerd
v.v.t.
  1. had geïnventariseerd
  2. had geïnventariseerd
  3. had geïnventariseerd
  4. hadden geïnventariseerd
  5. hadden geïnventariseerd
  6. hadden geïnventariseerd
o.t.t.t.
  1. zal inventariseren
  2. zult inventariseren
  3. zal inventariseren
  4. zullen inventariseren
  5. zullen inventariseren
  6. zullen inventariseren
o.v.t.t.
  1. zou inventariseren
  2. zou inventariseren
  3. zou inventariseren
  4. zouden inventariseren
  5. zouden inventariseren
  6. zouden inventariseren
en verder
  1. is geïnventariseerd
diversen
  1. inventariseer!
  2. inventariseert!
  3. geïnventariseerd
  4. inventariserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inventariseren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
hacer inventario de inventaris opmaken; inventariseren
inventariar de inventaris opmaken; inventariseren
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
cliente potencial inventariseren potentiële klant; prospect; sales lead