Dutch

Detailed Translations for jammers from Dutch to Spanish

jammers form of jammer:

jammer [de ~ (m)] noun

  1. de jammer
    el gemido

Translation Matrix for jammer:

NounRelated TranslationsOther Translations
desgraciado bastaard; buitenechtelijk kind; drommel; ellendeling; etter; etterbak; galbak; hork; kinkel; klier; kreng; lelijkerd; lomperd; mispunt; ongelukkige; proleet; schlemiel; schoft; schurk; slemiel; slungel; smeerlap; stakker; stuk ongeluk; stumper; sukkel; vlegel; watje; zielenpiet
gemido jammer gehuil; gejammer; gejank; gekerm; gekreun; gescheld; gesteun; getier; geweeklaag; geween; verzuchting; zucht
lástima barmhartigheid; deernis; mededogen; medelijden; meewarigheid; zieligheid
ModifierRelated TranslationsOther Translations
afligido helaas; jammer; jammer genoeg; sneu; spijtig akelig; bedrukt; beroerd; deerlijk; ellendig; gedrukt; godgeklaagd; hemeltergend; mismoedig; mistroostig; moedeloos; naar; neerslachtig; rouwig; ten hemel schreiend; teneergeslagen; terneergeslagen; treurig; verdrietig; zeer ergerlijk
apenado helaas; jammer; jammer genoeg; sneu; spijtig akelig; bedrukt; beroerd; ellendig; gedrukt; mismoedig; moedeloos; naar; rouwig; terneergeslagen; treurig; verdrietig
deplorable betreurenswaardig; jammer; jammerlijk; onbevredigend; ontoereikend; onvoldoende; sneu; spijtig; teleurstellend armzalig; bar; bedonderd; bedrukt; beklagenswaardig; belazerd; beroerd; deerlijk; deerniswekkend; deplorabel; diep ongelukkig; ellendig; ellendige; erbarmelijk; erg; ernstig; gedrukt; godgeklaagd; grauw; hemeltergend; jammerlijk; karig; kwalijk; lamlendig; mager; meelijwekkend; miserabel; mismoedig; mistroostig; moedeloos; neerslachtig; onfortuinlijk; ongelukkig; pover; rampzalig; rouwig; schamel; schraal; somber; stakkerig; ten hemel schreiend; teneergeslagen; terneergeslagen; treurig; triest; troosteloos; van bedenkelijke aard; verdrietig; vreugdeloos; week; zeer ergerlijk; zielig; zwak
desagradable betreurenswaardig; helaas; jammer; jammer genoeg; jammerlijk; onbevredigend; ontoereikend; onvoldoende; sneu; spijtig; teleurstellend achterbaks; akelig; bedeesd; beroerd; beschroomd; bleu; brutaal; deerlijk; doortrapt; ellendig; erg; ernstig; gegeneerd; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; hinderlijk; hondsbrutaal; in het geniep; kil; koud en vochtig; kwalijk; lastig; leep; listig; naar; naargeestig; onaangenaam; onaardig; onappetijtelijk; onbehaaglijk; ondankbaar; ongelegen; ongezellig; onhartelijk; onhebbelijk; onheus; onplezierig; onprettig; onsmakelijk; onsympathiek; onverdraagzaam; onverkwikkelijk; onvriendelijk; onwelwillend; onwennig; schroomvallig; schuchter; slinks; sluw; snood; somber; stiekem; storend; timide; uitgekookt; van bedenkelijke aard; verlegen; vrijpostig; walgelijk; wrangig
desgraciadamente helaas; jammer helaas; jammer genoeg; och; ongelukkigerwijze; tot mijn spijt; wee
desgraciado betreurenswaardig; jammer; jammerlijk; onbevredigend; ontoereikend; onvoldoende; sneu; spijtig; teleurstellend deerlijk; godgeklaagd; hemeltergend; naar; naargeestig; onfortuinlijk; ongelukkig; onvolwaardig; onzalig; rampspoedig; rouwig; schandalig; schandelijk; somber; ten hemel schreiend; treurig; verdrietig; verfoeilijk; vol tegenslag; zeer ergerlijk
desolado helaas; jammer; jammer genoeg; sneu; spijtig afgezonderd; akelig; bedrukt; beroerd; desolaat; eenzaam; ellendig; gedrukt; grauw; mismoedig; mistroostig; moedeloos; naar; naargeestig; neerslachtig; niet te troosten; ontroostbaar; somber; teneergeslagen; terneergeslagen; triest; troosteloos; verdrietig; verlaten; vreugdeloos; zielsbedroefd
entristecido helaas; jammer; jammer genoeg; sneu; spijtig bedroefd; droef; droevig; verdrietig
insatisfactorio betreurenswaardig; jammer; jammerlijk; onbevredigend; ontoereikend; onvoldoende; sneu; spijtig; teleurstellend
insuficiente betreurenswaardig; jammer; jammerlijk; onbevredigend; ontoereikend; onvoldoende; sneu; spijtig; teleurstellend arm; incompleet; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; onvolledig; onvolwaardig; slecht; tweederangs; zwak
lleno de dolor helaas; jammer; jammer genoeg; sneu; spijtig
lástima betreurenswaardig; jammer; jammerlijk; onbevredigend; ontoereikend; onvoldoende; sneu; spijtig; teleurstellend zonde
no satisfactorio betreurenswaardig; jammer; jammerlijk; onbevredigend; ontoereikend; onvoldoende; sneu; spijtig; teleurstellend
por desgracia helaas; jammer helaas; och; ongelukkigerwijze; wee
preocupado helaas; jammer; jammer genoeg; sneu; spijtig bekommerd; bezorgd; kommerlijk; kommervol; krukkig; met bezorgdheid; onbeholpen; ongerust; onhandig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; verontrust; vol zorgen
que lastíma helaas; jammer; jammer genoeg; sneu; spijtig
sombrío helaas; jammer; jammer genoeg; sneu; spijtig aan een ziekte lijdend; akelig; bedrukt; beroerd; donker; dreigend; dubieus; duister; ellendig; eng; gedrukt; glibberig; grauw; grauwkleurig; griezelig; grijs; huiveringwekkend; louche; luguber; melancholische; mismoedig; mistroostig; moedeloos; naar; naargeestig; neerslachtig; obscuur; onbetrouwbaar; onduidelijk; onguur; onheilspellend; pessimistisch; sinister; somber; teneergeslagen; terneergeslagen; triest; troosteloos; verdacht; verdrietig; vreugdeloos; wollig; ziek; zwartgallig
triste helaas; jammer; jammer genoeg; sneu; spijtig aan een ziekte lijdend; armzalig; bar; bedroefd; bedroevend; bedrukt; deerlijk; deerniswekkend; deplorabel; droef; droefgeestig; droevig; druilerig; ellendig; ellendige; erbarmelijk; erg; gedrukt; grauw; meelijwekkend; melancholisch; melancholische; miezerig; miserabel; mismoedig; mistroostig; moedeloos; naargeestig; neerslachtig; onfortuinlijk; ongelukkig; pessimistisch; rampzalig; rouwig; somber; teneergeslagen; terneergeslagen; treurig; triest; troosteloos; verdrietig; vreugdeloos; week; ziek; zwaarmoedig; zwak
trágico helaas; jammer; jammer genoeg; sneu; spijtig catastrofaal; deerlijk; dramatisch; ellendig; fataal; fnuikend; funest; noodlottig; onfortuinlijk; ongelukkig; rampspoedig; rampzalig; rouwig; schandalig; schandelijk; tragisch; treurig; verdrietig; verfoeilijk
tétrico helaas; jammer; jammer genoeg; sneu; spijtig akelig; bedrukt; beroerd; dreigend; duister; ellendig; gedrukt; huiveringwekkend; louche; luguber; mismoedig; mistroostig; moedeloos; naar; neerslachtig; onbetrouwbaar; onduidelijk; onguur; onheilspellend; sinister; teneergeslagen; terneergeslagen; verdacht; verdrietig; wollig

Related Words for "jammer":


Synonyms for "jammer":


Related Definitions for "jammer":

  1. waar je je een beetje over beklaagt1
    • het is jammer dat ik gezakt ben, maar volgende keer beter!1

Wiktionary Translations for jammer:


Cross Translation:
FromToVia
jammer ay de mí; ay alas — exclamation of sorrow, etc.
jammer lástima pity — something regrettable
jammer daño dommage — Perte matérielle; dégât (sens général)