Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. ja:
  2. jassen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for jaste from Dutch to Spanish

ja:

ja adj

  1. ja

ja

  1. ja (inderdaad)

Translation Matrix for ja:

NounRelated TranslationsOther Translations
jawoord
OtherRelated TranslationsOther Translations
inderdaad; ja zich; zichzelf
ya inderdaad; ja
ModifierRelated TranslationsOther Translations
ja inderdaad; jawel; jazeker; voorwaar; wel
ya al; alreeds; jawel; reeds; wel; zover

Related Words for "ja":

  • jast, jaste

Antonyms for "ja":

  • nee

Related Definitions for "ja":

  1. om aan te geven dat het goed is1
    • wil je koffie? ja graag1

Wiktionary Translations for ja:

ja
adverb
  1. duidt bevestiging of instemming aan

Cross Translation:
FromToVia
ja jadrückt Zustimmung, Einverständnis aus
ja yeah — yes
ja yes — word used to indicate agreement or acceptance
ja yes — expression of pleasure, joy or great excitement
ja si si — Conjonction qui introduit une condition (suivie d’une conséquence) ou une supposition qui peut être supprimée en utilisant un conditionnel. Dans le cas où, à condition que, supposer que.

jassen:

jassen verb (jas, jast, jaste, jasten, gejast)

  1. jassen (schillen; pellen)
  2. jassen (aardappels schillen)
    pelar; mondar

Conjugations for jassen:

o.t.t.
  1. jas
  2. jast
  3. jast
  4. jassen
  5. jassen
  6. jassen
o.v.t.
  1. jaste
  2. jaste
  3. jaste
  4. jasten
  5. jasten
  6. jasten
v.t.t.
  1. heb gejast
  2. hebt gejast
  3. heeft gejast
  4. hebben gejast
  5. hebben gejast
  6. hebben gejast
v.v.t.
  1. had gejast
  2. had gejast
  3. had gejast
  4. hadden gejast
  5. hadden gejast
  6. hadden gejast
o.t.t.t.
  1. zal jassen
  2. zult jassen
  3. zal jassen
  4. zullen jassen
  5. zullen jassen
  6. zullen jassen
o.v.t.t.
  1. zou jassen
  2. zou jassen
  3. zou jassen
  4. zouden jassen
  5. zouden jassen
  6. zouden jassen
en verder
  1. is gejast
diversen
  1. jas!
  2. jast!
  3. gejast
  4. jassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

jassen [de ~] noun, plural

  1. de jassen
    el abrigos; la trencas

Translation Matrix for jassen:

NounRelated TranslationsOther Translations
abrigos jassen mantels; overjassen
pelar doppen; pellen
trencas jassen mantels; overjassen
VerbRelated TranslationsOther Translations
mondar aardappels schillen; jassen; pellen; schillen doppen; pellen
pelar aardappels schillen; jassen; pellen; schillen afschilferen; doppen; ontvellen; pellen; schilferen; stropen
quitar la piel a jassen; pellen; schillen
sacar la piel jassen; pellen; schillen

Related Words for "jassen":


Wiktionary Translations for jassen:


Cross Translation:
FromToVia
jassen hurtar; sustraer; descortezar; pelar; despojar; mondar; descubrir dépouiller — Traductions à trier suivant le sens

External Machine Translations: