Dutch
Detailed Translations for klepperen from Dutch to Spanish
klepperen:
-
klepperen
castañetear; golpear; cojear; carraspear; flamear; traquetear; restallar; esputar; hacer ruidos; andar con mucho ruido; golpetear; golpear con los pies; dentellar; tabletear-
castañetear verb
-
golpear verb
-
cojear verb
-
carraspear verb
-
flamear verb
-
traquetear verb
-
restallar verb
-
esputar verb
-
hacer ruidos verb
-
golpetear verb
-
golpear con los pies verb
-
dentellar verb
-
tabletear verb
-
Conjugations for klepperen:
o.t.t.
- klepper
- kleppert
- kleppert
- klepperen
- klepperen
- klepperen
o.v.t.
- klepperde
- klepperde
- klepperde
- klepperden
- klepperden
- klepperden
v.t.t.
- heb geklepperd
- hebt geklepperd
- heeft geklepperd
- hebben geklepperd
- hebben geklepperd
- hebben geklepperd
v.v.t.
- had geklepperd
- had geklepperd
- had geklepperd
- hadden geklepperd
- hadden geklepperd
- hadden geklepperd
o.t.t.t.
- zal klepperen
- zult klepperen
- zal klepperen
- zullen klepperen
- zullen klepperen
- zullen klepperen
o.v.t.t.
- zou klepperen
- zou klepperen
- zou klepperen
- zouden klepperen
- zouden klepperen
- zouden klepperen
diversen
- klepper!
- kleppert!
- geklepperd
- klepperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for klepperen:
Related Words for "klepperen":
klepperen form of klepper:
-
de klepper
Translation Matrix for klepper:
Noun | Related Translations | Other Translations |
carpeta | klepper | hoofdboek; klapper; klemband; klemmap; legger; manchet; manchetknoop; map; opbergmap; ordner; schrijfmap; telefoonklapper |
castañuela | klepper | |
soplón | klepper | aanbrenger; gladjanus; gluiperd; informant; klikspaan; politie-informant; tipgever; verklapper; verklikker; verlinker; verrader |
índice | klepper | absolute meevaller; hoofdboek; index; indexcijfer; indexgetal; inhoud; inhoudsopgave; klapper; register; richtgetal; topper; wijsvinger |