Dutch
Detailed Translations for loog from Dutch to Spanish
loog:
Translation Matrix for loog:
Noun | Related Translations | Other Translations |
lejía | loog; loogzout | bleekwater; loogwater |
álcali | loog; loogzout | loogwater |
Related Words for "loog":
loog form of liegen:
-
liegen (jokken)
Conjugations for liegen:
o.t.t.
- lieg
- liegt
- liegt
- liegen
- liegen
- liegen
o.v.t.
- loog
- loog
- loog
- logen
- logen
- logen
v.t.t.
- heb gelogen
- hebt gelogen
- heeft gelogen
- hebben gelogen
- hebben gelogen
- hebben gelogen
v.v.t.
- had gelogen
- had gelogen
- had gelogen
- hadden gelogen
- hadden gelogen
- hadden gelogen
o.t.t.t.
- zal liegen
- zult liegen
- zal liegen
- zullen liegen
- zullen liegen
- zullen liegen
o.v.t.t.
- zou liegen
- zou liegen
- zou liegen
- zouden liegen
- zouden liegen
- zouden liegen
diversen
- lieg!
- liegt!
- gelogen
- liegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for liegen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
contar un cuento chino | jokken; liegen | voorjokken; voorliegen |
mentir | jokken; liegen | afbakenen; afpalen; afzetten; bedotten; begrenzen; neppen; omlijnen; tillen; verneuken |
tomar el pelo | jokken; liegen | afbakenen; afpalen; afzetten; bedotten; beetnemen; begrenzen; foppen; in het ootje nemen; neppen; omlijnen; tillen; verneuken; wijsmaken |
Related Definitions for "liegen":
Wiktionary Translations for liegen:
liegen
Cross Translation:
verb
-
met opzet feiten vertellen die niet de waarheid zijn maar wel als dusdanig worden gepresenteerd
- liegen → mentir
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• liegen | → mentir | ↔ lie — tell an intentional untruth |
• liegen | → mentir | ↔ lügen — vorsätzlich nicht die Wahrheit sagen |
• liegen | → mentir | ↔ mentir — Sens intransitif |
loog form of logen:
-
logen
Conjugations for logen:
o.t.t.
- loog
- loogt
- loogt
- logen
- logen
- logen
o.v.t.
- loogde
- loogde
- loogde
- loogden
- loogden
- loogden
v.t.t.
- heb geloogd
- hebt geloogd
- heeft geloogd
- hebben geloogd
- hebben geloogd
- hebben geloogd
v.v.t.
- had geloogd
- had geloogd
- had geloogd
- hadden geloogd
- hadden geloogd
- hadden geloogd
o.t.t.t.
- zal logen
- zult logen
- zal logen
- zullen logen
- zullen logen
- zullen logen
o.v.t.t.
- zou logen
- zou logen
- zou logen
- zouden logen
- zouden logen
- zouden logen
en verder
- is geloogd
- zijn geloogd
diversen
- loog!
- loogt!
- geloogd
- logend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for logen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
blanquear | logen | bleek worden; bleken; kalken; legaliseren; opbleken; sausen; verbleken; wit worden; witten; witwassen |
tratar con lejía | logen |