Dutch

Detailed Translations for maatjes from Dutch to Spanish

maatjes:

maatjes [de ~] noun, plural

  1. de maatjes (wapenbroeders)

Translation Matrix for maatjes:

NounRelated TranslationsOther Translations
compañeros maatjes; wapenbroeders kameraden; schoolvrienden
compañeros de armas maatjes; wapenbroeders strijdmakkers; wapenbroeders

Related Words for "maatjes":


maatjes form of maat:

maat [de ~ (m)] noun

  1. de maat (grootte; mate; dimensie; )
    – hoe groot het is 1
    la dimensión; el tamaño; la talla; el formato; la medida; la proporción; el volumen; la extensión
  2. de maat (afmeting)
    la dimensión; el tamaño; la medida; la talla
  3. de maat (gezel; partner)
    el compañero
  4. de maat (makker; vriend; vriendje; )
    el amigo; el compadre; el compañero; el camarada; el amiguito; la compañera; el socio; la amiga
  5. de maat (vriend; spitsbroeder; gabber; )
    el compañero; el amigo

Translation Matrix for maat:

NounRelated TranslationsOther Translations
amiga gabber; kameraad; kameraadje; kompaan; maat; maatje; makker; pal; vriend; vriendje gezellin; kennisje; partner; vage kennis
amigo compagnon; gabber; gezel; kameraad; kameraadje; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; pal; spitsbroeder; vriend; vriendje gabbertje; genoot; gezel; gezellin; hartsvriendin; kameraadje; maatje; makkertje; partner; vriend; vriendin; vriendje
amiguito gabber; kameraad; kameraadje; kompaan; maat; maatje; makker; pal; vriend; vriendje gabbertje; gezel; gezellin; hartsvriendin; kameraadje; maatje; maatjesharing; makkertje; partner; vriendin; vriendje
camarada gabber; kameraad; kameraadje; kompaan; maat; maatje; makker; pal; vriend; vriendje genoot; gezel; gezellin; hartsvriendin; kameraadje; maatje; partner; vriendin
compadre gabber; kameraad; kameraadje; kompaan; maat; maatje; makker; pal; vriend; vriendje genoot; gezellin; partner
compañera gabber; kameraad; kameraadje; kompaan; maat; maatje; makker; pal; vriend; vriendje echtgenote; gade; gemalin; genoot; gezellin; jaargenote; levensgezel; levenspartner; partner; vrouw
compañero compaan; compagnon; gabber; gezel; kameraad; kameraadje; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; pal; partner; spitsbroeder; vriend; vriendje confrater; firmant; gabbertje; gast; genoot; gezel; gezellin; gozer; hartsvriendin; kameraadje; kerel; knakker; knul; levensgezel; levenspartner; maatje; maatjesharing; makkertje; man; metgezel; partner; vent; vriendin; vriendje
dimensión afmeting; dimensie; formaat; grootte; maat; mate; omvang dimensie
extensión afmeting; dimensie; formaat; grootte; maat; mate; omvang ampelheid; bestandsextensie; doortrekking; extensie; gebied; oprekken; spreiding; toevoeging; toevoegsel; uitbreiding; uitgebreidheid; uitgestrektheid; uitlegging; uitspreiding; uitvoerigheid; verbreiding
formato afmeting; dimensie; formaat; grootte; maat; mate; omvang bestandsindeling; boekvorm; gegevensindeling; opmaak
medida afmeting; dimensie; formaat; grootte; maat; mate; omvang afkondiging; decreet; graad; gradatie; kwantiteit; maateenheid; maatregel; mate; schikking; uitvaardiging; voorziening
proporción afmeting; dimensie; formaat; grootte; maat; mate; omvang evenredigheid; juiste proportie; proportie; verhouding
socio gabber; kameraad; kameraadje; kompaan; maat; maatje; makker; pal; vriend; vriendje bondgenote; firmant; genoot; handelspartner; lid; lidmaat; lul; penis; piemel; pik; roede; vennoot
talla afmeting; dimensie; formaat; grootte; maat; mate; omvang bouwsel; bouwwerk; figuur; gebouw; gedaante; gestalte; lichaamslengte; lichaamspostuur; pand; postuur; uiterlijk; vorm
tamaño afmeting; dimensie; formaat; grootte; maat; mate; omvang aanzien; band; boekdeel; capaciteit; deel; exterieur; gedaante; geluidsniveau; inhoudsruimte; omvang; schim; volume
volumen afmeting; dimensie; formaat; grootte; maat; mate; omvang band; boekdeel; capaciteit; deel; geluidsniveau; grootte in de ruimte; inhoud; inhoudsruimte; toonsterkte; volume
- mate
ModifierRelated TranslationsOther Translations
amigo bevriend

Related Words for "maat":


Synonyms for "maat":


Related Definitions for "maat":

  1. deeltjes van muziekstuk die hetzelfde aantal tellen duren1
    • de maat van dit liedje is: een twee drie, een twee drie1
  2. vriend of kameraad1
    • mijn maat helpt de boom omzagen1
  3. hoe groot het is1
    • welke maat schoenen heb je?1

Wiktionary Translations for maat:

maat
noun
  1. makker
  2. eenheid van lengte enz.
  3. grootte van kledingstuk/schoen
  4. 6. (muziek) manier om een muziekstuk ritmisch in te delen

Cross Translation:
FromToVia
maat cuate; camarada; acompañante; compañero buddy — friend or casual acquaintance
maat colega buddy — informal address to a stranger
maat compañero comrade — mate, companion, or associate
maat camarada comrade — companion in battle, fellow soldier
maat mano; güey; flaco; colega; compadre; parce; tío dude — slang: term of address for a man
maat medida measure — quantity etc. compared to a standard
maat compás measure — musical designation
maat medida measure — indicator
maat medida; moderación Maß — Einheit, in der etwas messen wird
maat medida; moderación Maß(Plural) gemessene Größe, auch in übertragenem Sinne für die Kurven einer Frau
maat camarada; compañero camarade — Celui ou celle qui, en partager les occupations, la vie d’une ou de plusieurs personnes, contracter avec elles une sorte d’amitié et une communauté d’intérêts.
maat compañero; camarada compagnon — Celui qui est habituellement avec un autre ou qui fait avec lui la même chose.
maat medida mesure — Dimension (sens général)
maat estatura; talla; medida; dimensión; extensión; tamaño taillecoupe ; manière dont on couper certaines choses, dont elles tailler.

maatje:

maatje [het ~] noun

  1. het maatje (jongmaat; leerknecht; pupil)
    el peón; el aprendiz; el gañán; el yunta; el criado; el sirviente
  2. het maatje (makker; vriend; vriendje; )
    el amigo; el compadre; el compañero; el camarada; el amiguito; la compañera; el socio; la amiga
  3. het maatje (hartsvriendin; vriendin; kameraadje; gezel)
    el amigo; el querido; el compañero; el amiguito; el compinche; el amor; el camarada; el novio; el amante; el colega; el amado
  4. het maatje (vriend; spitsbroeder; gabber; )
    el compañero; el amigo
  5. het maatje (vriendje; gabbertje; makkertje; kameraadje)
    el amiguito; el compañero; el amigo
  6. het maatje (maatjesharing)
    el arenque joven salado; el amiguito; el compañero

Translation Matrix for maatje:

NounRelated TranslationsOther Translations
amado gezel; hartsvriendin; kameraadje; maatje; vriendin beminde; duifje; hartje; liefje; liefste; lieve; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes
amante gezel; hartsvriendin; kameraadje; maatje; vriendin aanbidder; beminde; duifje; geliefde; gezellin; hartje; liefhebber; liefje; liefste; lieve; maîtresse; minnaar; minnares; partner; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes; vriendin; vrijer
amiga gabber; kameraad; kameraadje; kompaan; maat; maatje; makker; pal; vriend; vriendje gezellin; kennisje; partner; vage kennis
amigo compagnon; gabber; gabbertje; gezel; hartsvriendin; kameraad; kameraadje; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; makkertje; pal; spitsbroeder; vriend; vriendin; vriendje genoot; gezellin; partner; vriend
amiguito gabber; gabbertje; gezel; hartsvriendin; kameraad; kameraadje; kompaan; maat; maatje; maatjesharing; makker; makkertje; pal; vriend; vriendin; vriendje gezellin; partner
amor gezel; hartsvriendin; kameraadje; maatje; vriendin aandrift; beminde; drift; duifje; geliefde; genegenheid; gevoeligheid; hartelijkheid; hartje; innigheid; instinct; liefde; liefje; liefkozing; liefste; lieve; minnares; poepje; scharreltje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes; tederheid; vriendin; vriendinnetje; zachtheid
aprendiz jongmaat; leerknecht; maatje; pupil iemand die stage loopt; jongmaatje; leerjongen; leerling; scholier; stagiair
arenque joven salado maatje; maatjesharing
camarada gabber; gezel; hartsvriendin; kameraad; kameraadje; kompaan; maat; maatje; makker; pal; vriend; vriendin; vriendje genoot; gezellin; partner
colega gezel; hartsvriendin; kameraadje; maatje; vriendin ambtgenoot; arbeider; arbeidskracht; collega; confrater; genoot; gezellin; klerk; medewerker; medewerkster; partner; personeelslid; vakgenoot; werkkracht; werknemer
compadre gabber; kameraad; kameraadje; kompaan; maat; maatje; makker; pal; vriend; vriendje genoot; gezellin; partner
compañera gabber; kameraad; kameraadje; kompaan; maat; maatje; makker; pal; vriend; vriendje echtgenote; gade; gemalin; genoot; gezellin; jaargenote; levensgezel; levenspartner; partner; vrouw
compañero compagnon; gabber; gabbertje; gezel; hartsvriendin; kameraad; kameraadje; kompaan; kornuit; maat; maatje; maatjesharing; makker; makkertje; pal; spitsbroeder; vriend; vriendin; vriendje compaan; confrater; firmant; gast; genoot; gezel; gezellin; gozer; kerel; knakker; knul; levensgezel; levenspartner; maat; makker; man; metgezel; partner; vent
compinche gezel; hartsvriendin; kameraadje; maatje; vriendin genoot; handlanger; medeplichtige; medeverantwoordelijke; trawant
criado jongmaat; leerknecht; maatje; pupil bediende; butler; dienaar; dienstknecht; herenknecht; huisbediende; huisjongen; huisknecht; kamerbediende; kamerdienaar; knecht
gañán jongmaat; leerknecht; maatje; pupil assistent; bediende; dienaar; dienstknecht; helper; huisknecht; hulp; knecht; secondant
novio gezel; hartsvriendin; kameraadje; maatje; vriendin aanstaande; bruidegom; hartje; verloofde
peón jongmaat; leerknecht; maatje; pupil arbeider; bediende; butler; dienaar; dienstknecht; herenknecht; huisknecht; kamerbediende; kamerdienaar; knecht; ongeschoold arbeider; pion; wegwerkers; werker; werkkracht; werkman
querido gezel; hartsvriendin; kameraadje; maatje; vriendin aanbidder; beminde; duifje; geliefde; hartje; liefhebber; liefje; liefste; lieve; lieveling; lievelingetje; lieverd; minnaar; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoepje; snoes; vriendin; vrijer
sirviente jongmaat; leerknecht; maatje; pupil assistent; bediende; dienaar; dienstknecht; helper; huisknecht; hulp; hulp in de huishouding; knecht; schoonmaakster; secondant; werkster
socio gabber; kameraad; kameraadje; kompaan; maat; maatje; makker; pal; vriend; vriendje bondgenote; firmant; genoot; handelspartner; lid; lidmaat; lul; penis; piemel; pik; roede; vennoot
yunta jongmaat; leerknecht; maatje; pupil bediende; groep van twee of meer; knecht; koppel; span; stel
ModifierRelated TranslationsOther Translations
amado bemind; beminde; dierbaar; favoriete; geliefd; geselecteerd; lief; lievelings; toegenegen; verkoren
amigo bevriend
querido begeerlijk; begerenswaardig; bemind; beminde; beste; dierbaar; dierbare; elegant; favoriete; geliefd; geliefde; geselecteerd; getapt; gevraagd; gewenst; gewild; gracieus; lief; lieve; lievelings; sierlijk; toegenegen; uitverkoren; verkoren; verlangd; wenselijk

Related Words for "maatje":


Wiktionary Translations for maatje:


Cross Translation:
FromToVia
maatje cuate; camarada; acompañante; compañero buddy — friend or casual acquaintance
maatje amiga; amigo friend — person whose company one enjoys

ma:

ma [de ~ (v)] noun

  1. de ma (moeder; mamma; mammie; )
    la madre; la mamacita; la mamita; la mamá; la mami

Translation Matrix for ma:

NounRelated TranslationsOther Translations
madre ma; mama; mamma; mammie; mams; moe; moeder
mamacita ma; mama; mamma; mammie; mams; moe; moeder
mami ma; mama; mamma; mammie; mams; moe; moeder
mamita ma; mama; mamma; mammie; mams; moe; moeder
mamá ma; mama; mamma; mammie; mams; moe; moeder
- mama; moeder

Related Words for "ma":


Synonyms for "ma":


Antonyms for "ma":


Related Definitions for "ma":

  1. vrouw die een of meer kinderen gekregen heeft1
    • mijn ma zit op zwemles1

External Machine Translations: