Summary
Dutch
Detailed Translations for misbruikt from Dutch to Spanish
misbruikt:
Translation Matrix for misbruikt:
Noun | Related Translations | Other Translations |
abuso | buitenissigheid; buitensporigheid; delict; exces; misbruik; misstand; oneigenlijk gebruik; overdadig gebruik; overtreding; uitspatting; uitwas; vergrijp; wantoestand | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
abuso | misbruikt; verkracht | |
violado | misbruikt; verkracht | aangeslagen; gehavend; gewond; mottig |
misbruiken:
-
misbruiken
Conjugations for misbruiken:
o.t.t.
- misbruik
- misbruikt
- misbruikt
- misbruiken
- misbruiken
- misbruiken
o.v.t.
- misbruikte
- misbruikte
- misbruikte
- misbruikten
- misbruikten
- misbruikten
v.t.t.
- heb misbruikt
- hebt misbruikt
- heeft misbruikt
- hebben misbruikt
- hebben misbruikt
- hebben misbruikt
v.v.t.
- had misbruikt
- had misbruikt
- had misbruikt
- hadden misbruikt
- hadden misbruikt
- hadden misbruikt
o.t.t.t.
- zal misbruiken
- zult misbruiken
- zal misbruiken
- zullen misbruiken
- zullen misbruiken
- zullen misbruiken
o.v.t.t.
- zou misbruiken
- zou misbruiken
- zou misbruiken
- zouden misbruiken
- zouden misbruiken
- zouden misbruiken
en verder
- ben misbruikt
- bent misbruikt
- is misbruikt
- zijn misbruikt
- zijn misbruikt
- zijn misbruikt
diversen
- misbruik!
- misbruikt!
- misbruikt
- misbruikend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for misbruiken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
violar | aanranden | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
abusar | misbruiken | |
abusar de | misbruiken | beroven; exploiteren; kapotmaken; knakken; moeren; mollen; ontdoen; uitbuiten |
violar | misbruiken | aanranden; geweld gebruiken; inbreuk maken; onteren; ontheiligen; ontwijden; overtreden; schenden; verkrachten; zich aan iemand vergrijpen |
Related Words for "misbruiken":
Wiktionary Translations for misbruiken:
misbruiken
verb
-
op een slechte wijze gebruik maken van iets of iemand.
- misbruiken → abusar