Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. nasynchroniseren:


Dutch

Detailed Translations for nasynchroniseren from Dutch to Spanish

nasynchroniseren:

nasynchroniseren verb (synchroniseer na, synchroniseert na, synchroniseerde na, synchroniseerden na, nagesynchroniseerd)

  1. nasynchroniseren (dubben)
    doblar

Conjugations for nasynchroniseren:

o.t.t.
  1. synchroniseer na
  2. synchroniseert na
  3. synchroniseert na
  4. synchroniseren na
  5. synchroniseren na
  6. synchroniseren na
o.v.t.
  1. synchroniseerde na
  2. synchroniseerde na
  3. synchroniseerde na
  4. synchroniseerden na
  5. synchroniseerden na
  6. synchroniseerden na
v.t.t.
  1. heb nagesynchroniseerd
  2. hebt nagesynchroniseerd
  3. heeft nagesynchroniseerd
  4. hebben nagesynchroniseerd
  5. hebben nagesynchroniseerd
  6. hebben nagesynchroniseerd
v.v.t.
  1. had nagesynchroniseerd
  2. had nagesynchroniseerd
  3. had nagesynchroniseerd
  4. hadden nagesynchroniseerd
  5. hadden nagesynchroniseerd
  6. hadden nagesynchroniseerd
o.t.t.t.
  1. zal nasynchroniseren
  2. zult nasynchroniseren
  3. zal nasynchroniseren
  4. zullen nasynchroniseren
  5. zullen nasynchroniseren
  6. zullen nasynchroniseren
o.v.t.t.
  1. zou nasynchroniseren
  2. zou nasynchroniseren
  3. zou nasynchroniseren
  4. zouden nasynchroniseren
  5. zouden nasynchroniseren
  6. zouden nasynchroniseren
en verder
  1. is nagesynchroniseerd
  2. zijn nagesynchroniseerd
diversen
  1. synchroniseer na!
  2. synchroniseert na!
  3. nagesynchroniseerd
  4. nasynchroniserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for nasynchroniseren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
doblar dubben; nasynchroniseren breken; buigen; doen buigen; dubbel vouwen; dubbelvouwen; kapot gaan; krom buigen; krommen; neerslaan; ombuigen; omknikken; omslaan; omvouwen; onderuithalen; opvouwen; plooien; samenvouwen; sneuvelen; stuk gaan; ten dele vouwen; toevouwen; verbuigen; vloeren; vouwen; welven