Dutch
Detailed Translations for neergaan from Dutch to Spanish
neergaan:
Conjugations for neergaan:
o.t.t.
- ga neer
- gaat neer
- gaat neer
- gaan neer
- gaan neer
- gaan neer
o.v.t.
- ging neer
- ging neer
- ging neer
- gingen neer
- gingen neer
- gingen neer
v.t.t.
- ben neergegaan
- bent neergegaan
- is neergegaan
- zijn neergegaan
- zijn neergegaan
- zijn neergegaan
v.v.t.
- was neergegaan
- was neergegaan
- was neergegaan
- waren neergegaan
- waren neergegaan
- waren neergegaan
o.t.t.t.
- zal neergaan
- zult neergaan
- zal neergaan
- zullen neergaan
- zullen neergaan
- zullen neergaan
o.v.t.t.
- zou neergaan
- zou neergaan
- zou neergaan
- zouden neergaan
- zouden neergaan
- zouden neergaan
diversen
- ga neer!
- gaat neer!
- neergegaan
- neergaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for neergaan:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bajar | afdalen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
bajar | neergaan | achteruitgaan; afklimmen; aflopen; afnemen; afstappen; afstijgen; dalen; declineren; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; eraf klimmen; erafhalen; erop achteruitgaan; eruitgaan; geld inleveren; kelderen; koers zetten naar; lager worden; minder worden; naar beneden brengen; naar beneden gaan; naar beneden klimmen; naar beneden lopen; neerbrengen; omlaag gaan; omlaag klauteren; omlaagbrengen; omlaaggaan; omlaagklauteren; omlaagstappen; ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; sterk in waarde dalen; uitstappen; vervoegen; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zakken; zich begeven naar; zich vrijmaken |
External Machine Translations: