Noun | Related Translations | Other Translations |
arrancar
|
|
aanslingeren; aanzwengelen; afdwingen; afrukken; losrukken; ontwringen
|
derribar
|
|
doodschieten; neerleggen; neerschieten
|
matar
|
|
afknallen; doden; van kant maken
|
matar a tiros
|
|
doodschieten; neerleggen; neerschieten
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
abatir
|
neerhalen; neersabelen
|
doodschieten; doodvonnis uitvoeren; executeren; naar beneden duwen; neerschieten; om het leven brengen; ombrengen; omlaagdrukken; omlaagduwen; overhoopschieten; vermoorden
|
arrancar
|
neerhalen; neersabelen
|
aandrijven; aansporen; aanvangen; afbedelen; afrukken; afscheuren; aftrekken; beginnen; ergens uitscheuren; gebrek hebben; iem. afdwingen; iemand van de plaats dringen; in werking stellen; inluiden; loskrijgen; losmaken; losrukken; losscheuren; lostornen; lostrekken; nijpen; ontrukken; onttrekken; ontworstelen; ontwringen; open krijgen; openkrijgen; opkrikken; opstarten; opwekken; prikkelen; rooien; starten; stimuleren; tornen; uithalen; uitrukken; uitscheuren; uittrekken; van het lijf trekken; van start gaan; verdringen; wegrukken; zich door te worstelen bevrijden
|
arriar
|
neerhalen; neersabelen
|
aanzetten; duwen; gladstrijken; laten vieren; opzwepen; sterk prikkelen; strijken; vieren; voortbewegen; voortduwen; vooruitduwen; vrijaf geven; vrijgeven
|
asesinar
|
neerhalen; neersabelen
|
afknallen; afmaken; afschieten; afslachten; doden; doodschieten; fusilleren; moorden; om het leven brengen; ombrengen; vermoorden
|
bajar en picado
|
neerhalen; neersabelen
|
induiken; ineenduiken; neerschieten; overhoopschieten
|
dejar atrás
|
neerhalen; neersabelen
|
achterlaten; iemand iets nalaten; nalaten; vermaken
|
derribar
|
neerhalen; neersabelen
|
afbreken; begeven; bomen kappen; breken; deponeren; dompen; flippen; hakken; houwen; iets afbreken; inhakken; inhouwen; kantelen; kappen; kiepen; leggen; naar beneden werpen; neerhalen; neerleggen; neerschieten; neerslaan; neerwerpen; neerzetten; omduwen; omgooien; omhakken; omkiepen; omkieperen; omlaag werpen; omslaan; omstoten; omver kiepen; omvergooien; omverhalen; omverrukken; omverstoten; omvertrekken; omverwerpen; omwerpen; onderuit halen; onderuithalen; overhoopschieten; plaatsen; ruineren; slopen; smijten; stationeren; ten val brengen; uit elkaar halen; uitgommen; uitroeien; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vellen; vernielen; vernietigen; verwoesten; vlakken; vloeren; wegvagen; wegvegen; wippen; wissen; zetten
|
desembarcar
|
neerhalen; neersabelen
|
aan land gaan; aan wal gaan; debarkeren; ontschepen; van boord gaan
|
echar abajo
|
neerhalen; neersabelen
|
afsmijten; afwerpen; iets afbreken; slopen; wegbreken
|
matar
|
neerhalen; neersabelen
|
afknallen; afmaken; afschieten; afslachten; doden; doodmaken; doodschieten; doodslaan; executeren; fusilleren; liquideren; moorden; om het leven brengen; ombrengen; slachten; smashen; ter dood brengen; terechtstellen; van kant maken; vermoorden
|
matar a tiros
|
neerhalen; neersabelen
|
afknallen; afschieten; doodschieten; fusilleren; naar beneden schieten; neerschieten; overhoopschieten
|
matar de un tiro
|
neerhalen; neersabelen
|
afknallen; afschieten; doodschieten; fusilleren
|
menoscabar
|
neerhalen; neersabelen
|
afbreuk doen aan; benadelen; schaden
|
pegar un tiro
|
neerhalen; neersabelen
|
naar beneden schieten; neerschieten; overhoopschieten
|
rezagarse
|
neerhalen; neersabelen
|
|
someter a ejecución forzosa
|
neerhalen; neersabelen
|
doodschieten; doodvonnis uitvoeren; executeren; om het leven brengen; ombrengen; vermoorden
|
tirar abajo
|
neerhalen; neersabelen
|
naar beneden gooien; naar beneden werpen; neergooien; neerwerpen; omlaag werpen; op de grond gooien; smijten
|