Noun | Related Translations | Other Translations |
ciego
|
|
blinde
|
falso
|
|
verkeerde
|
nuevo
|
|
eerstejaars; eerstejaars student; foet; groentje; nieuweling; nieuwkomer
|
pijo
|
|
dikdoeners; hol vat; leeg vat; opsnijder
|
presumido
|
|
bluffer; dikdoener; hol vat; leeg vat; opschepper; opscheppers; pocher; praatjesmakers; snoever; snoevers; windbuil; windbuilen
|
vacuo
|
|
lege ruimte; luchtledige ruimte; vacuüm
|
vacío
|
|
exodus; gaping; gebrek; hiaat; ledigheid; leegloop; leegte; luchtledige ruimte; manco; vacuüm; zwakheid
|
vanidoso
|
|
ijdeltuit
|
vano
|
|
deuropening; opening
|
virgen
|
|
maagd
|
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
entero
|
|
geheel getal
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
agotado
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
aan stress lijdend; afgemat; bleek; dodelijk vermoeid; doodmoe; doodop; flauw; flets; geblust; gestresst; hondsmoe; ijdel; leeg; loos; ongevuld; op; overspannen; oververmoeid; overwerkt; uitdrukkingsloos; uitgeblust; uitgeput; uitgeteld; uitverkocht; verschoten; volgeboekt; wezenloos
|
astuto
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
achterbaks; adrem; arglistig; bij de pinken; bijdehand; clever; doortrapt; effen; egaal; gehaaid; gelijk; gemeen; geniaal; geniepig; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; glad; gluiperig; goochem; ijdel; kien; leeg; leep; link; listig; loos; ongevuld; pienter; plat; puntig; raak; scherp; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snood; snugger; spits; stiekem; strak; uitgekookt; uitgeslapen; van één kleur; vernuftig; vlak; vlakuit
|
ciego
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
arglistig; blind; doortrapt; geraffineerd; geslepen; leep; link; listig; niet kunnende zien; niet zien kunnend; slinks; sluw
|
creído
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
belerend; frikkerig; ingebeeld; pedant; pretentieus; schoolmeesterachtig; verwaand; zelfgenoegzaam; zelfingenomen
|
desinflado
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
ijdel; leeg; loos; ongevuld
|
desocupado
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
ledig; leeg; onbewoond; onbezet; werkeloos; werkloos
|
en perfectas condicionas
|
gaaf; onaangetast; puntgaaf
|
|
engreído
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
aanmatigend; arrogant; hautain; hooghartig; hoogmoedig; hovaardig; kwasterig; leeg; neerbuigend; nuffig; uit de hoogte; verwaand; zelfgenoegzaam; zelfingenomen; zonder inhoud
|
entero
|
gaaf; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend; onverzwakt; puntgaaf
|
algeheel; compleet; faliekant; finaal; hartstikke; heel; hele; helemaal; kompleet; nieuw; onbeschadigd; onverkort; pas gekocht; vierkant; volkomen; volledig; volslagen; volstrekt
|
estupendo
|
gaaf; onaangetast; puntgaaf
|
fabelachtig; fantastisch; fenomenaal; formidabel; gaaf; geweldig; grandioos; groots; heerlijk; jofel; kiplekker; kostelijk; krankzinnig; magnifiek; mieters; opperbest; prachtig; prima; puik; reuze; schitterend; te gek; tof; uitnemend; uitstekend; verrukkelijk; voortreffelijk; waanzinnig; wijs; zalig
|
exhausto
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
afgemat; bekaf; dodelijk vermoeid; doodmoe; doodop; geblust; hol; hondsmoe; inhoudsloos; leeg; nietszeggend; op; oververmoeid; uitgeblust; uitgeput; uitgeteld
|
falso
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
achterbaks; arglistig; argwaan opwekkend; bedriegelijk; bits; boefachtig; boosaardig; doortrapt; duister; duivelachtig; duivels; ernaast; fout; foutief; gedwongen; gefingeerd; geforceerd; gehaaid; gemaakt; gemaakte gevoelens; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; huichelachtig; in het geniep; kattig; kwaadaardig; kwaadwillig; leep; leugenachtig; link; listig; louche; met slechte intentie; min; mis; nagemaakt; nep; niet echt; onbetrouwbaar; onecht; onguur; onjuist; onnatuurlijk; onoprecht; onwaar; onwaarachtig; pinnig; schurkachtig; slecht; slinks; sluw; snood; spinnig; stiekem; ten onrechte; tweetongig; uitgekookt; vals; verdacht; verkeerd; vervalst
|
impecable
|
gaaf; onaangetast; puntgaaf
|
bacteriënvrij; brandhelder; brandschoon; correct; exact; fatsoenlijk; feilloos; foutloos; gelikt; haarfijn; keurig; kiemvrij; kraakhelder; loepzuiver; netjes; onberispelijk; onbesproken; ordentelijk; picobello; piekfijn; precies; ragfijn; smetteloos; tiptop; vlekkeloos; vrij van ziektekiemen; zuiver
|
imperturbable
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
bedaard; gelaten; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; onderkoeld; ongehinderd; ongemoeid; ongestoord; onverkort; onverstoorbaar; onverstoord; rustig; sereen; stoïcijns; vrijuit
|
impertérrito
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
koen; kranig; manmoedig; nieuw; onbeducht; onbevreesd; ongehinderd; ongemoeid; ongestoord; onverkort; onverschrokken; onverstoorbaar; onverstoord; onvervaard; pas gekocht; stoutmoedig; vermetel; vrijuit
|
impoluto
|
gaaf; onaangetast; puntgaaf
|
bacteriënvrij; correct; keurig; kiemvrij; onberispelijk; onbesproken; onbezoedeld; vrij van ziektekiemen
|
impávido
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
koel; koelbloedig; koud; onaangedaan; onberoerd; onbewogen; onverkort; onverschrokken
|
inalterable
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
ongehinderd; ongemoeid; ongestoord; onverstoorbaar; onverstoord; vrijuit
|
inmutable
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
bedaard; gelijkmoedig; indifferent; kalm; kalmpjes; laconiek; lauw; onbewogen; onderkoeld; ongehinderd; ongemoeid; ongestoord; ongevoelig; ongeïnteresseerd; onverschillig; onverstoord; rustig; sereen; vrijuit
|
intacto
|
gaaf; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend; onverzwakt; puntgaaf
|
gaaf; heel; intact; maagdelijk; onaangeraakt; onbedorven; onbeschadigd; ongerept; onverflauwd; onverkort; onverminderd; puur; schadeloos; virginaal; zuiver
|
irreprochable
|
gaaf; onaangetast; puntgaaf
|
correct; keurig; onberispelijk; onbesproken
|
moderno
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
actueel; bijdetijds; contemporain; eigentijds; flitsend; hedendaags; hedendaagse; hip; in de mode; modern; nieuwerwets; snel; trendy; vlot
|
no atacado
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend; onverzwakt
|
gaaf; maagdelijk; onaangeraakt; ongerept; puur; virginaal; zuiver
|
no corroído
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend; onverzwakt
|
gaaf; maagdelijk; onaangeraakt; ongerept; puur; virginaal; zuiver
|
nuevo
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
eigentijds; hedendaags; modern; nieuw; nieuwbakken; nieuwe; pas gekocht
|
ocioso
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
hol; inhoudsloos; leeg; lui; niets doend; nietszeggend
|
perfecto
|
gaaf; onaangetast; puntgaaf
|
af; afgedaan; afgelopen; feilloos; foutloos; gaaf; gelikt; gereed; geëindigd; heel; hoogwaardig; ideaal; intact; klaar; maagdelijk; mieters; onaangeraakt; ongerept; over; patent; perfect; perfekt; picobello; piekfijn; prima; puur; schitterend; tiptop; tof; uit; uitmuntend; uitstekend; van goede kwaliteit; virginaal; volmaakt; voltooid; voorbij; voortreffelijk; zuiver
|
pijo
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
aanstellerig; bekakt; dikdoenerig; geaffecteerd; gekunsteld
|
presumido
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
aanmatigend; arrogant; belerend; brallerig; fier; flink; frikkerig; glorieus; groots; grootsprakerig; hautain; hooghartig; hoogmoedig; hovaardig; ijdel; ingebeeld; kwasterig; neerbuigend; nuffig; onbeduidend; opschepperig; pedant; pocherig; prat; pretentieus; schoolmeesterachtig; snoevend; trots; uit de hoogte; verwaand; vruchteloos; zelfgenoegzaam; zelfingenomen
|
quito
|
onaangetast; onverzwakt
|
|
reciente
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
eigentijds; hedendaags; modern; recent
|
sano
|
gaaf; onaangetast; puntgaaf
|
blakend; blakend van gezondheid; fit; gerechtvaardigd; gewettigd; gezond; op deugdelijke gronden steunend; volwaardig; welgedaan; zonder ziekte
|
sereno
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
bedaard; doodgemoedereerd; doodkalm; gedeisd; gelijkmoedig; gemoedereerd; kalm; kalmpjes; koel; nieuw; nuchter; onbewogen; onverkort; pas gekocht; rustig; sereen; stil; vredig; vreedzaam; zakelijk
|
sin afectación
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
|
sin emoción
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
|
sin mancha
|
gaaf; onaangetast; puntgaaf
|
correct; keurig; onberispelijk; onbesproken
|
sin probar
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
|
sin usar
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
ijdel; leeg; loos; ongevuld
|
vacuo
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
ijdel; leeg; loos; ongevuld
|
vacío
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
blanco; inhoudsloos; ledig; leeg; luchtledig; onbeschreven; onbewoond; onbezet; oningevuld; vacuum; zonder inhoud
|
vanal
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
leeg; zonder inhoud
|
vanidoso
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
aanmatigend; arrogant; belerend; frikkerig; hautain; hooghartig; hoogmoedig; hovaardig; ijdel; ingebeeld; kwasterig; leeg; neerbuigend; nuffig; pedant; pretentieus; schoolmeesterachtig; trots; uit de hoogte; verwaand; zelfgenoegzaam; zelfingenomen; zonder inhoud
|
vano
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
aanmatigend; arrogant; hautain; hooghartig; hoogmoedig; hovaardig; ijdel; ingebeeld; leeg; neerbuigend; onbruikbaar; onnut; pretentieus; uit de hoogte; verwaand; zelfgenoegzaam; zelfingenomen; zinledig; zonder inhoud
|
virgen
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend; onverzwakt
|
gaaf; kuis; maagdelijk; onaangeraakt; onbevlekt; ongerept; onschuldig; puur; rein; virginaal; zuiver
|
íntegro
|
gaaf; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend; puntgaaf
|
eerlijk; faliekant; fideel; finaal; gaaf; hartstikke; helemaal; integer; maagdelijk; onaangeraakt; onbeschadigd; onbesproken; ongerept; onkreukbaar; onverkort; open; openhartig; oprecht; puur; rechtschapen; rondborstig; trouwhartig; vierkant; virginaal; volstrekt; zuiver
|