Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. opbiechten:


Dutch

Detailed Translations for opbiechten from Dutch to Spanish

opbiechten:

opbiechten verb (biecht op, biechtte op, biechtten op, opgebiecht)

  1. opbiechten (biechten)

Conjugations for opbiechten:

o.t.t.
  1. biecht op
  2. biecht op
  3. biecht op
  4. biechten op
  5. biechten op
  6. biechten op
o.v.t.
  1. biechtte op
  2. biechtte op
  3. biechtte op
  4. biechtten op
  5. biechtten op
  6. biechtten op
v.t.t.
  1. heb opgebiecht
  2. hebt opgebiecht
  3. heeft opgebiecht
  4. hebben opgebiecht
  5. hebben opgebiecht
  6. hebben opgebiecht
v.v.t.
  1. had opgebiecht
  2. had opgebiecht
  3. had opgebiecht
  4. hadden opgebiecht
  5. hadden opgebiecht
  6. hadden opgebiecht
o.t.t.t.
  1. zal opbiechten
  2. zult opbiechten
  3. zal opbiechten
  4. zullen opbiechten
  5. zullen opbiechten
  6. zullen opbiechten
o.v.t.t.
  1. zou opbiechten
  2. zou opbiechten
  3. zou opbiechten
  4. zouden opbiechten
  5. zouden opbiechten
  6. zouden opbiechten
en verder
  1. is opgebiecht
diversen
  1. biecht op!
  2. biecht op!
  3. opgebiecht
  4. opbiechtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opbiechten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
confesar biechten; opbiechten bekennen; belijden; geloof aanhangen
confesarse biechten; opbiechten