Dutch
Detailed Translations for opgeschroefd from Dutch to Spanish
opgeschroefd:
Translation Matrix for opgeschroefd:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
forzado | opgeschroefd | dwangmatig; gedwongen; geforceerd; onvrijwillig; verplicht |
opschroeven:
-
opschroeven (veel doen stijgen; opdrijven)
hacer subir-
hacer subir verb
-
-
opschroeven (overdreven voorstellen; overdrijven; opkloppen; opblazen; aandikken)
Conjugations for opschroeven:
o.t.t.
- schroef op
- schroeft op
- schroeft op
- schroeven op
- schroeven op
- schroeven op
o.v.t.
- schroefde op
- schroefde op
- schroefde op
- schroefden op
- schroefden op
- schroefden op
v.t.t.
- heb opgeschroefd
- hebt opgeschroefd
- heeft opgeschroefd
- hebben opgeschroefd
- hebben opgeschroefd
- hebben opgeschroefd
v.v.t.
- had opgeschroefd
- had opgeschroefd
- had opgeschroefd
- hadden opgeschroefd
- hadden opgeschroefd
- hadden opgeschroefd
o.t.t.t.
- zal opschroeven
- zult opschroeven
- zal opschroeven
- zullen opschroeven
- zullen opschroeven
- zullen opschroeven
o.v.t.t.
- zou opschroeven
- zou opschroeven
- zou opschroeven
- zouden opschroeven
- zouden opschroeven
- zouden opschroeven
en verder
- ben opgeschroefd
- bent opgeschroefd
- is opgeschroefd
- zijn opgeschroefd
- zijn opgeschroefd
- zijn opgeschroefd
diversen
- schroef op!
- schroeft op!
- opgeschroefd
- opschroevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opschroeven:
Verb | Related Translations | Other Translations |
abultar | aandikken; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven | puilen; uitpuilen |
exagerar | aandikken; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven | aandikken; iets overdreven voorstellen; opblazen; opkloppen; overdrijven |
hacer subir | opdrijven; opschroeven; veel doen stijgen | aanjagen; aanpoten; aansporen; doen stijgen; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; laten opstijgen; opjutten; oplaten; opschieten; overhaasten; porren; reppen; snellen; spoeden; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden |