Dutch
Detailed Translations for overeenbrengen from Dutch to Spanish
overeenbrengen:
overeenbrengen verb (breng overeen, brengt overeen, bracht overeen, brachten overeen, overeen gebracht)
-
overeenbrengen
Conjugations for overeenbrengen:
o.t.t.
- breng overeen
- brengt overeen
- brengt overeen
- brengen overeen
- brengen overeen
- brengen overeen
o.v.t.
- bracht overeen
- bracht overeen
- bracht overeen
- brachten overeen
- brachten overeen
- brachten overeen
v.t.t.
- heb overeen gebracht
- hebt overeen gebracht
- heeft overeen gebracht
- hebben overeen gebracht
- hebben overeen gebracht
- hebben overeen gebracht
v.v.t.
- had overeen gebracht
- had overeen gebracht
- had overeen gebracht
- hadden overeen gebracht
- hadden overeen gebracht
- hadden overeen gebracht
o.t.t.t.
- zal overeenbrengen
- zult overeenbrengen
- zal overeenbrengen
- zullen overeenbrengen
- zullen overeenbrengen
- zullen overeenbrengen
o.v.t.t.
- zou overeenbrengen
- zou overeenbrengen
- zou overeenbrengen
- zouden overeenbrengen
- zouden overeenbrengen
- zouden overeenbrengen
diversen
- breng overeen!
- brengt overeen!
- overeen gebracht
- overeen brengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for overeenbrengen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
ajustar | overeenbrengen | aanpassen; afstellen; afstemmen; betamen; bijstellen; conveniëren; correct zijn; deugen; ervan uitgaan; fijn bewerken; geschikt zijn; herstellen; in orde brengen; in orde maken; innaaien; kloppen; passen; passend zijn; regelen; repareren; strak maken; uitkomen; uitlijnen; uitrekken; vernieuwen |
conjugar | overeenbrengen | declineren; verbuigen; vervoegen |