Dutch
Detailed Translations for overzenden from Dutch to Spanish
overzenden:
-
overzenden (geld overmaken; overschrijven; overboeken)
transferir; pasar; remitir; transcribir; pagar; depositar; transmitir-
transferir verb
-
pasar verb
-
remitir verb
-
transcribir verb
-
pagar verb
-
depositar verb
-
transmitir verb
-
-
overzenden
transferir-
transferir verb
-
Conjugations for overzenden:
o.t.t.
- zend over
- zendt over
- zendt over
- zenden over
- zenden over
- zenden over
o.v.t.
- zond over
- zond over
- zond over
- zonden over
- zonden over
- zonden over
v.t.t.
- heb overgezonden
- hebt overgezonden
- heeft overgezonden
- hebben overgezonden
- hebben overgezonden
- hebben overgezonden
v.v.t.
- had overgezonden
- had overgezonden
- had overgezonden
- hadden overgezonden
- hadden overgezonden
- hadden overgezonden
o.t.t.t.
- zal overzenden
- zult overzenden
- zal overzenden
- zullen overzenden
- zullen overzenden
- zullen overzenden
o.v.t.t.
- zou overzenden
- zou overzenden
- zou overzenden
- zouden overzenden
- zouden overzenden
- zouden overzenden
diversen
- zend over!
- zendt over!
- overgezonden
- overzendend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for overzenden:
External Machine Translations: