Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. parasiteren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for parasiteer from Dutch to Spanish

parasiteren:

parasiteren verb (parasiteer, parasiteert, parasiteerde, parasiteerden, geparasiteerd)

  1. parasiteren (klaplopen; op iemands zak teren)

Conjugations for parasiteren:

o.t.t.
  1. parasiteer
  2. parasiteert
  3. parasiteert
  4. parasiteren
  5. parasiteren
  6. parasiteren
o.v.t.
  1. parasiteerde
  2. parasiteerde
  3. parasiteerde
  4. parasiteerden
  5. parasiteerden
  6. parasiteerden
v.t.t.
  1. heb geparasiteerd
  2. hebt geparasiteerd
  3. heeft geparasiteerd
  4. hebben geparasiteerd
  5. hebben geparasiteerd
  6. hebben geparasiteerd
v.v.t.
  1. had geparasiteerd
  2. had geparasiteerd
  3. had geparasiteerd
  4. hadden geparasiteerd
  5. hadden geparasiteerd
  6. hadden geparasiteerd
o.t.t.t.
  1. zal parasiteren
  2. zult parasiteren
  3. zal parasiteren
  4. zullen parasiteren
  5. zullen parasiteren
  6. zullen parasiteren
o.v.t.t.
  1. zou parasiteren
  2. zou parasiteren
  3. zou parasiteren
  4. zouden parasiteren
  5. zouden parasiteren
  6. zouden parasiteren
diversen
  1. parasiteer!
  2. parasiteert!
  3. geparasiteerd
  4. parasiterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for parasiteren:

NounRelated TranslationsOther Translations
gorronear bedelen; schooien; schooieren
VerbRelated TranslationsOther Translations
andar de gorra klaplopen; op iemands zak teren; parasiteren
comer de gorra klaplopen; op iemands zak teren; parasiteren
gorronear klaplopen; op iemands zak teren; parasiteren schooieren
vivir como un parásito klaplopen; op iemands zak teren; parasiteren
vivir de gorra klaplopen; op iemands zak teren; parasiteren schooieren

Wiktionary Translations for parasiteren:

parasiteren
verb
  1. zich ten koste van een ander organisme in stand houden