Dutch
Detailed Translations for poederen from Dutch to Spanish
poederen:
Conjugations for poederen:
o.t.t.
- poeder
- poedert
- poedert
- poederen
- poederen
- poederen
o.v.t.
- poederde
- poederde
- poederde
- poederden
- poederden
- poederden
v.t.t.
- heb gepoederd
- hebt gepoederd
- heeft gepoederd
- hebben gepoederd
- hebben gepoederd
- hebben gepoederd
v.v.t.
- had gepoederd
- had gepoederd
- had gepoederd
- hadden gepoederd
- hadden gepoederd
- hadden gepoederd
o.t.t.t.
- zal poederen
- zult poederen
- zal poederen
- zullen poederen
- zullen poederen
- zullen poederen
o.v.t.t.
- zou poederen
- zou poederen
- zou poederen
- zouden poederen
- zouden poederen
- zouden poederen
en verder
- ben gepoederd
- bent gepoederd
- is gepoederd
- zijn gepoederd
- zijn gepoederd
- zijn gepoederd
diversen
- poeder!
- poedert!
- gepoederd
- poederend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for poederen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
empolvar | poederen |
Related Words for "poederen":
poeder:
-
de poeder (kruit)
Translation Matrix for poeder:
Noun | Related Translations | Other Translations |
polvo | kruit; poeder | stof; stofdeeltjes |
polvos | kruit; poeder | |
pólvora | kruit; poeder | buskruit; knalkruit; knalpoeder |