Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. records:
  2. record:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for records from Dutch to Spanish

records:

records [de ~] noun, plural

  1. de records
    la marcas; el récords

Translation Matrix for records:

NounRelated TranslationsOther Translations
marcas records
récords records

Related Words for "records":


records form of record:

record [het ~] noun

  1. het record
    el récord; la marca
  2. het record
    la fila; el registro
  3. het record
    el registro

Translation Matrix for record:

NounRelated TranslationsOther Translations
fila record aaneenschakeling; chocolade; chocoladereep; gelid; keten; rang; rangorde; rangschikken; rangschikking; reeks; reep; rij; rij manschappen; rijtje; serie
marca record beeldmerk; brandmerk; eigenschap; einde; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; handelsmerk; herkenningsteken; kenmerk; kenteken; keurmerk; keurstempel; label; logo; markering; meet; merk; merknaam; merkteken; onderscheidingsteken; ontvangstbewijs; reçu; smet; stigma; vlag; vlek; wondteken van Christus
registro record boeking; doorzoeking; fouilleren; fouillering; hoofdboek; index; inhoud; inhoudsopgave; inschrijving; klapper; lijst; logboek; logboekregistratie; map; register; registratie; ruchtbaarheid; schrijfmap; tabel; tafel; telefoonklapper; toespeling; verwijzing
récord record

Related Words for "record":


Wiktionary Translations for record:

record
noun
  1. beste prestatie
  2. bij elkaar behorende gegevens

Cross Translation:
FromToVia
record récord RekordSport: anerkannte Bestleistung in einer bestimmten Disziplin zu einem bestimmten Zeitpunkt
record récord record — most extreme known value of some achievement