Dutch

Detailed Translations for samenstellingen from Dutch to Spanish

samenstellingen:

samenstellingen [de ~] noun, plural

  1. de samenstellingen (composities)
    la composiciones

Translation Matrix for samenstellingen:

NounRelated TranslationsOther Translations
composiciones composities; samenstellingen composities; toonzettingen

Related Words for "samenstellingen":


samenstellingen form of samenstelling:

samenstelling [de ~ (v)] noun

  1. de samenstelling (assemblage; assembleren; montage; samenvoeging)
    el ensamblaje; la instalación; la construcción; la fijación; la composición; la compilación; la clasificación
  2. de samenstelling (onderdelen)
    la composición; el conjunto
  3. de samenstelling (opbouw; structuur; ordening; organisatie; systeem)
    la organización; la estructura; la construcción; el sistema; la ordenación; la configuración; el orden; la compilación; la regulación; el escalafón
  4. de samenstelling (opbouw; constructie; structuur; )
    la estructura; la construcción; la composición
  5. de samenstelling (combinatie)
    la combinación; el conjunto; el sistema; la combinaciones; la construcción; la estructura

Translation Matrix for samenstelling:

NounRelated TranslationsOther Translations
clasificación assemblage; assembleren; montage; samenstelling; samenvoeging annexatie; arrangement; classificatie; hiërarchie; indeling; inlijving; karakterisering; klassement; klassenindeling; klassering; opstelling; ordening; rang; rangorde; rangschikken; rangschikking; schikking; typering; volgorde
combinaciones combinatie; samenstelling
combinación combinatie; samenstelling aaneenkoppeling; aaneensluiting; aansluiting; band; combinatie; connectie; join; kleurenschema; koppeling; liaison; link; onderjurk; relatie; samenhang; samenvoegen; schema; verband; verbinding
compilación assemblage; assembleren; montage; opbouw; ordening; organisatie; samenstelling; samenvoeging; structuur; systeem accumulatie; allegaartje; compilatie; massa; mengelmoes; opeenhoping; ophoping; samenraapsel; selectie; sortering; stel; verzamelband; verzamelbundel; verzameling; verzamelwerk
composición assemblage; assembleren; bouw; constructie; montage; onderdelen; opbouw; opbouwen; samengesteld geheel; samenstelling; samenvoeging; structuur design; vormgeving
configuración opbouw; ordening; organisatie; samenstelling; structuur; systeem configuratie; installatie; instellingen
conjunto combinatie; onderdelen; samenstelling allegaartje; benoemde set; compilatie; complet; mengelmoes; samenraapsel; set; verzameling
construcción assemblage; assembleren; bouw; combinatie; constructie; montage; opbouw; opbouwen; ordening; organisatie; samengesteld geheel; samenstelling; samenvoeging; structuur; systeem aanleggen; bouw; bouwsector; bouwsel; bouwwerk; constructie; fabricage; gebouw; pand
ensamblaje assemblage; assembleren; montage; samenstelling; samenvoeging aaneenkoppeling; aaneensluiting; aanvoeging; bijeenlegging; bond; broederschap; genootschap; koppeling; las; samenvoeging; sociëteit; tussenstuk; tussenvoegsel; tussenzetsel; verbinding; vereniging
escalafón opbouw; ordening; organisatie; samenstelling; structuur; systeem rangschikken; rangschikking
estructura bouw; combinatie; constructie; opbouw; opbouwen; ordening; organisatie; samengesteld geheel; samenstelling; structuur; systeem bestel; bouwsel; bouwwerk; deftigheid; distinctie; frame; gebouw; gedistingeerdheid; geraamte; pand; raamwerk; samenstel; skelet; structuur; voornaamheid; welgemanierdheid
fijación assemblage; assembleren; montage; samenstelling; samenvoeging aanhechting; affirmatie; bevestiging; definiëring; dwangvoorstelling; fixatie; gefixeerdheid; het bevestigen; het vastmaken; idee-fixe; maatregel; omschrijving; schikking; voorziening
instalación assemblage; assembleren; montage; samenstelling; samenvoeging aanleggen; aanstelling; benoeming; beëdiging; faciliteit; installatie; montages
orden opbouw; ordening; organisatie; samenstelling; structuur; systeem aaneenschakeling; aanschrijving; aanwijzing; aanzegging; allegaartje; beleefdheid; beschaafdheid; bestel; betamelijkheid; bevel; commando; decorum; dienstorder; discipline; dwang; fatsoen; fatsoenlijkheid; gehoorzaamheid; gelazer; gelid; gevoeglijkheid; instructie; kennisgeving; keten; keurigheid; mengelmoes; narigheid; netheid; onberispelijkheid; onderwerping; openhartigheid; openheid; opgeruimdheid; oprechtheid; orde; ordelijkheid; order; properheid; reeks; regelmaat; reglementering; rij; rij manschappen; rondborstigheid; rondheid; samenraapsel; samenstel; serie; smetteloosheid; trammelant; tucht; verordening; voorschrift; welgemanierdheid; welvoeglijkheid
ordenación opbouw; ordening; organisatie; samenstelling; structuur; systeem sorteren
organización opbouw; ordening; organisatie; samenstelling; structuur; systeem annexatie; factie; groepering; inlijving; instantie; instelling; lichaam; organisatie
regulación opbouw; ordening; organisatie; samenstelling; structuur; systeem afstelling; afstemmen; afstemming; gelijkschakeling; gelijkstelling; instelling op; orde; regel; regelgeving; regeling; reglement; regularisatie; synchronisatie; voorschrift; wet
sistema combinatie; opbouw; ordening; organisatie; samenstelling; structuur; systeem bestel; samenstel; stelsel; systeem
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
compilación build
configuración configuratie
orden z-volgorde
ModifierRelated TranslationsOther Translations
conjunto gezamenlijk; met z'n beiden; samen; tezamen

Related Words for "samenstelling":


Related Definitions for "samenstelling":

  1. de manier waarop er een geheel van gemaakt is1
    • voor de samenstelling van dit liedjesprogramma is Jan verantwoordelijk1
  2. woord dat bestaat uit twee andere woorden1
    • het woord 'pindakaas' is een samenstelling1

Wiktionary Translations for samenstelling:

samenstelling
noun
  1. de onderdelen waaruit iets bestaat

Cross Translation:
FromToVia
samenstelling palabra compuesta compound word — word composed of others
samenstelling formación consist — sequence of railroad carriages or cars that form a unit
samenstelling estructura structuremanière dont un édifice bâtir.