Dutch
Detailed Translations for scanderen from Dutch to Spanish
scanderen:
-
scanderen
Conjugations for scanderen:
o.t.t.
- scandeer
- scandeert
- scandeert
- scanderen
- scanderen
- scanderen
o.v.t.
- scandeerde
- scandeerde
- scandeerde
- scandeerden
- scandeerden
- scandeerden
v.t.t.
- heb gescandeerd
- hebt gescandeerd
- heeft gescandeerd
- hebben gescandeerd
- hebben gescandeerd
- hebben gescandeerd
v.v.t.
- had gescandeerd
- had gescandeerd
- had gescandeerd
- hadden gescandeerd
- hadden gescandeerd
- hadden gescandeerd
o.t.t.t.
- zal scanderen
- zult scanderen
- zal scanderen
- zullen scanderen
- zullen scanderen
- zullen scanderen
o.v.t.t.
- zou scanderen
- zou scanderen
- zou scanderen
- zouden scanderen
- zouden scanderen
- zouden scanderen
en verder
- ben gescandeerd
- bent gescandeerd
- is gescandeerd
- zijn gescandeerd
- zijn gescandeerd
- zijn gescandeerd
diversen
- scandeer!
- scandeert!
- gescandeerd
- scanderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for scanderen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
escandir | scanderen | zingen |
trinar | scanderen | kwelen; kwetteren; kwinkeleren; tjilpen; zingen |