Dutch
Detailed Translations for sloten from Dutch to Spanish
sloten:
-
de sloten (veiligheidssloten)
-
de sloten (kastelen; vestingen; burchten)
-
de sloten (burchten)
Translation Matrix for sloten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
castillos | burchten; kastelen; sloten; vestingen | |
cierres | sloten; veiligheidssloten | sluitingen |
cierres de seguridad | sloten; veiligheidssloten | |
fortalezas | burchten; kastelen; sloten; vestingen |
Related Words for "sloten":
slot:
Translation Matrix for slot:
Related Words for "slot":
Synonyms for "slot":
Antonyms for "slot":
Related Definitions for "slot":
Wiktionary Translations for slot:
slot
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• slot | → castro; castillo | ↔ castle — fortified building |
• slot | → broche; hebilla; corchete; manija | ↔ clasp — fastener or holder |
• slot | → cerrojo | ↔ latch — fastening for a door |
• slot | → cerradura; candado | ↔ lock — something used for fastening |
• slot | → cerradura | ↔ Schloss — Pl.1 an einen Zugang montierte Schließeinrichtung |
• slot | → castillo | ↔ Schloss — Pl.1 prunkvolles und repräsentatives Wohngebäude, meistens von Adelsfamilien |
• slot | → grapa; corchete; gafete | ↔ agrafe — Sorte de crochet qui passer dans un anneau appeler porte et qui sert à attacher ensemble différentes choses. |
• slot | → castillo | ↔ château — Forteresse entourée de tours et de bastions |
• slot | → corchete; gafete | ↔ fermoir — Sorte de fermeture, serrure ou ressort s’appliquer à certains objets, tels que livres, colliers, bracelets, médaillons, coffrets, etc. |
• slot | → cerradura | ↔ serrure — serrurerie|fr mécanisme permettant de maintenir fermer une porte, un panneau, un vantail, etc., au moyen d’une clé. |
sloten form of sluiten:
-
sluiten (dichtdoen; afsluiten; toedoen; toemaken)
-
sluiten (dichtdoen; toedoen; dichtmaken; toetrekken)
cerrar; cerrar de golpe; cerrarse; cerrar con llave; tapar; sellar; cerrar herméticamente-
cerrar verb
-
cerrar de golpe verb
-
cerrarse verb
-
cerrar con llave verb
-
tapar verb
-
sellar verb
-
-
sluiten (vergrendelen; locken; afsluiten; afgrendelen; op slot zetten; op slot doen; grendelen; borgen; dichtdoen; dichtmaken)
cerrar; echar el cerrojo a; bloquear; cerrar con llave; poner bajo llave; echar llave-
cerrar verb
-
echar el cerrojo a verb
-
bloquear verb
-
cerrar con llave verb
-
poner bajo llave verb
-
echar llave verb
-
-
sluiten
Conjugations for sluiten:
o.t.t.
- sluit
- sluit
- sluit
- sluiten
- sluiten
- sluiten
o.v.t.
- sloot
- sloot
- sloot
- sloten
- sloten
- sloten
v.t.t.
- heb gesloten
- hebt gesloten
- heeft gesloten
- hebben gesloten
- hebben gesloten
- hebben gesloten
v.v.t.
- had gesloten
- had gesloten
- had gesloten
- hadden gesloten
- hadden gesloten
- hadden gesloten
o.t.t.t.
- zal sluiten
- zult sluiten
- zal sluiten
- zullen sluiten
- zullen sluiten
- zullen sluiten
o.v.t.t.
- zou sluiten
- zou sluiten
- zou sluiten
- zouden sluiten
- zouden sluiten
- zouden sluiten
en verder
- ben gesloten
- bent gesloten
- is gesloten
- zijn gesloten
- zijn gesloten
- zijn gesloten
diversen
- sluit!
- sluitt!
- gesloten
- sluitned
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze