Dutch
Detailed Translations for smikkelen from Dutch to Spanish
smikkelen:
-
smikkelen (smullen; savoureren; lekker eten)
comer con gusto; gozar; disfrutar; deleitarse; golosinear-
comer con gusto verb
-
gozar verb
-
disfrutar verb
-
deleitarse verb
-
golosinear verb
-
Conjugations for smikkelen:
o.t.t.
- smikkel
- smikkelt
- smikkelt
- smikkelen
- smikkelen
- smikkelen
o.v.t.
- smikkelde
- smikkelde
- smikkelde
- smikkelden
- smikkelden
- smikkelden
v.t.t.
- heb gesmikkeld
- hebt gesmikkeld
- heeft gesmikkeld
- hebben gesmikkeld
- hebben gesmikkeld
- hebben gesmikkeld
v.v.t.
- had gesmikkeld
- had gesmikkeld
- had gesmikkeld
- hadden gesmikkeld
- hadden gesmikkeld
- hadden gesmikkeld
o.t.t.t.
- zal smikkelen
- zult smikkelen
- zal smikkelen
- zullen smikkelen
- zullen smikkelen
- zullen smikkelen
o.v.t.t.
- zou smikkelen
- zou smikkelen
- zou smikkelen
- zouden smikkelen
- zouden smikkelen
- zouden smikkelen
en verder
- ben gesmikkeld
- bent gesmikkeld
- is gesmikkeld
- zijn gesmikkeld
- zijn gesmikkeld
- zijn gesmikkeld
diversen
- smikkel!
- smikkelt!
- gesmikkeld
- smikkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for smikkelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
comer con gusto | lekker eten; savoureren; smikkelen; smullen | amuseren; bikken; eten; genieten; genot hebben van; naar binnen werken; smullen; smullen van |
deleitarse | lekker eten; savoureren; smikkelen; smullen | aanstaan; amuseren; believen; beroemen; genieten; genot hebben van; goeddunken; roem dragen |
disfrutar | lekker eten; savoureren; smikkelen; smullen | aanstaan; amuseren; believen; genieten; genot hebben van; goeddunken; laven; lenigen; lessen; tegoed doen |
golosinear | lekker eten; savoureren; smikkelen; smullen | amuseren; genieten; genot hebben van; smullen van; snoepen |
gozar | lekker eten; savoureren; smikkelen; smullen | aanstaan; amuseren; believen; genieten; genot hebben van; goeddunken |