Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- snoevend:
- snoeven:
-
Wiktionary:
- snoeven → fanfarronear, jactarse
Dutch
Detailed Translations for snoevend from Dutch to Spanish
snoevend:
-
snoevend (opschepperig; pocherig; brallerig; grootsprakerig)
Translation Matrix for snoevend:
snoeven:
-
snoeven (opscheppen; grootspreken; opsnijden)
presumir; cucharear; cortar en pedazos; cortar; hacer pedazos-
presumir verb
-
cucharear verb
-
cortar en pedazos verb
-
cortar verb
-
hacer pedazos verb
-
Conjugations for snoeven:
o.t.t.
- snoef
- snoeft
- snoeft
- snoeven
- snoeven
- snoeven
o.v.t.
- snoefte
- snoefte
- snoefte
- snoeften
- snoeften
- snoeften
v.t.t.
- heb gesnoefd
- hebt gesnoefd
- heeft gesnoefd
- hebben gesnoefd
- hebben gesnoefd
- hebben gesnoefd
v.v.t.
- had gesnoefd
- had gesnoefd
- had gesnoefd
- hadden gesnoefd
- hadden gesnoefd
- hadden gesnoefd
o.t.t.t.
- zal snoeven
- zult snoeven
- zal snoeven
- zullen snoeven
- zullen snoeven
- zullen snoeven
o.v.t.t.
- zou snoeven
- zou snoeven
- zou snoeven
- zouden snoeven
- zouden snoeven
- zouden snoeven
en verder
- ben gesnoefd
- bent gesnoefd
- is gesnoefd
- zijn gesnoefd
- zijn gesnoefd
- zijn gesnoefd
diversen
- snoef!
- snoeft!
- gesnoefd
- snoevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for snoeven:
Wiktionary Translations for snoeven:
snoeven
verb
-
intr|nld opscheppen
- snoeven → fanfarronear; jactarse